9 juni 2009

Bibliofilie

Je loopt altijd twee risico's wanneer je jezelf met een predikaat wil karakteriseren:
1) De kans is ernstig groot dat je jezelf te negatief of positief inschat;
2) Er is altijd een overtreffende trap die het predikaat veel duidelijker vertegenwoordigt.
Ik weet dat in vergelijking met landelijk en wereldwijd beroemde gevallen mijn negen halve-meterplankjes met boeken in het niet vallen. Nochtans vertoon ik wel een aantal symptomen en beleef ik groot plezier aan het simpelweg vasthouden van een boek. Zeker wanneer dat boek 300+ pagina's groot is. In die gevallen klem ik mijn hand met nadruk om het boek heen en kijk verwonderend naar de greep. Daarna druk ik het boek tegen mijn borstkas en probeer mijn hartslag te voelen. Met mijn ogen dicht.
Ik geniet van het ruisen van de bladzijden. Het gevoel van die vlindertikjes tegen mijn vingers bij het doorbladeren. En dan de letters die je ziet, pagina na pagina. Het diepe zwart op maagdelijk wit. Dubbel zoveel plezier als het een mooie ronde letter is. Bij het woord 'letter' denk ik altijd aan de 'a', zoals die ook in dit schrift zit: rond met een mooi buikje. Letters hebben een dubbele schoonheid. De vorm is mooi om met je ogen of je vingers te volgen en daar komt nog bij dat de letter in tweede instantie kennis inhoudt. Informatie.
Informatie is één van de mooiste woorden die ik kan bedenken. En het schrift is de mooiste uitvinding die de mens ooit heeft gedaan.

Ik troost me, als gemankeerd bibliofiel, met de legende van de Grote Vogel Peng. De legende staat in de Zhuangzi. Het boek dat van alle boeken wat mij betreft het heiligst is. De Grote Vogel Peng maakt zich daarin klaar voor de trek naar het zuiden. Hij wordt gadegeslagen door een klein vogeltje. Hardop vraagt het vogeltje zich af waarom het nou zo nodig is dat die grote vogel die grote afstanden aflegt. Hijzelf springt met zijn kleine pootjes, fladderend met zijn kleine vleugeltjes, van tak naar tak en kan daar prima mee leven.
De Zhuangzi herhaalt meermaals dat het kleine eigenlijk het grote is en het grote eigenlijk het kleine. Dat is voor nu een troost voor me. In de toekomst hoop ik dat het een vanzelfsprekendheid wordt.

Geen opmerkingen: