Mijn moeder gaf me laatst het vermoedelijk eerste schoolrapport terug, dat ik kreeg toen ik van de kleuterschool naar groep drie ging. Ik kon me niet herinneren het rapport gekregen te hebben of het later gezien te hebben. Ik spit graag in mijn verleden en dat van anderen. Dit moest de eerste keer zijn sinds ik het rapport kreeg als vijfjarige dat ik het terugzag. Het valt me in mijn handen in een periode dat ik een beetje moeite heb met de tijd. In mijn herinnering is mijn studententijd hooguit vier jaar geleden terwijl er bijna tien zijn verstreken. Ik herinner me op de vooravond van het huwelijk van Willem-Alexander met de Argentijnse griet over de Dam te hebben gelopen waar alles rood-wit-blauw was. Met mijn studievriendinnen, in mijn lange zwarte jas met niet-bijpassende gympen. Dat is in mijn herinnering maar net vier jaar geleden. Evenals de dood van Pim Fortuyn of die van Theo van Gogh. Ik vind het nog steeds in eerste instantie een beetje raar wanneer me niet wordt gevraagd wat ik studeer. Of wanneer ik door mensen die ik mijn leeftijdgenoten schat met 'mevrouw' wordt aangesproken. Of dat ik zo bij elkaar opgeteld toch al talloze verkiezingen heb gestemd, terwijl ik voor mijn gevoel mijn achttiende verjaardag niet zo lang geleden heb gehad. De tijd gaat sneller dan mijn geheugen. Ik heb de indruk dat het tijdperk is aangebroken dat ik beslissingen moet nemen zonder dat ik zelf door heb gehad dat mijn cue dus al is geweest. Dertigjarigen denken aan hun pensioenopbouw, aan eengezinswoningen, denken met heimwee aan het tijdperk dat ze nog de hele wereld overvlogen als rugzaktoerist, praten over kinderwagens en skivakanties, voelen zich rebels als ze nog één keer naar een slempfestival gaan. Uitzonderingen daargelaten, natuurlijk. Maar die uitzonderingen zoek ik zo veel mogelijk op. Ik heb het gevoel dat het rondreizen, de festivals, het nachtelijk geslenter pas net begonnen is. Ik ga binnenkort pas op voor mijn rijbewijs. Ik ben aan het rondkijken welk beroep ik nu echt ga kiezen. Ik voel me dan ook een beetje ontheemd. En ik ben me bewust, met al die 'iks' in de afgelopen zinnen dat dit een luxeprobleem is.
Het schoolrapport ziet er broos en oud uit. Fysiek bewijs dat het al vijfentwintig jaar geleden is dat ik een kleuter was. Het is geïllustreerd met mijn tekeningen van toen. Stakerige mannetjes waarvan ik me nog goed herinner hoe ik de handen tekende als bolletjes met vijf strepen eraan en daarna bij het bekijken van mijn werk me afvroeg waarom die handen niet goed genoeg leken op echte handen. De bijschriften bij mijn tekeningen waren van de juf. Ze vertelde me dat ik hield van in de zandbak spelen, wat ik me kan voorstellen maar niet herinneren. Ze vertelde me dat ik hield van rekenen en de tranen schoten me in de ogen want ik heb een afschuwelijke hekel aan rekenen. Ik oefen op blokjes sommen van boven de tien omdat ik het niet begrijp en toch wil functioneren. Ooit schijn ik van rekenen te hebben gehouden. Wat is er gebeurd? De juf sluit af met een groet en het beeld dat zij van me had. Ze kreeg geen hoogte van me. Ik was er wel en ik was tegelijkertijd ergens anders. Ik vertelde zelden iets en als ik iets vertelde was het honderduit in fantasieën en begreep de juf niet wat ze had gezegd waardoor ik nu opeens wel praatte. Ze kreeg geen hoogte van me en ik hoor mijn huidige leidinggevende erin terug. Ik krijg kippenvel en begin nog harder te huilen. Ik dacht vanaf een jaar of acht opgesloten te zijn geraakt in mijn angst en in mijn frame om beleefd te zijn tegenover de wereld. Ik dacht mijn onschuld lang geleden te zijn kwijtgeraakt. Ik dacht lang geleden inauthentiek te zijn geraakt maar ik ben geen klap veranderd. Ik ben nooit echt iemand genaderd. Ook niet toen ik het onbewust kon. Terwijl ik lees zie ik blonde, verlegen kleine Anne voor me als een ander kind dat ik bij de hand kan nemen als grote oude 'mevrouw'. Kleine Anne die ik kan uitleggen wat ik nu begrijp en tegelijkertijd bedenk ik me dat kleine Anne alles al begreep en dat ik het ben vergeten. Het is nooit anders geweest. Ik dacht een façade te hebben opgebouwd maar hij is er niet. En wat nooit is veranderd kan niet veranderen.
Het rapport kreeg ik van mijn moeder mee naar huis. Broos en verkleurd. Ik weet dat ik het niet zo goed kan beschermen tegen verweer als de importantie ervan me noopt. Ik huil opnieuw terwijl ik dit schrijf. De tijd vervloog en Anne was dezelfde. Onder alle namen, alle toneelspel, alle scholen, alle verstandhoudingen en die illusoire façade.
Ik wou dat deze kennis tot een besluit leidde. Eén bepaalde weg ingaan. Maar wat niet veranderd is kan niet teruggedraaid worden. Ik kan alleen op dezelfde voet verder, omdat ik altijd op dezelfde voet verder ben gegaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten