Posts tonen met het label eten. Alle posts tonen
Posts tonen met het label eten. Alle posts tonen

13 oktober 2012

Chinezen dineren

"Chinezen dineren ongezellig", zei de reisgids eufemistisch. In schreeuwerige, hel verlichte zalen, waar luidruchtigheid aan het diner bijdraagt. Ik zag de Chinezen ongezellig dineren. Kijkend op hun mobiel, aandacht hebbend voor hun grootvader wanneer hij hen aantikte en even het geduld had te wachten tot zij veilig van hun scherm op konden kijken. 's Lands wijs, 's lands eer. Toch waardeerde ik dat het me anders geleerd is. Wie geniet van zijn eten en zijn omgeving als er een smartphone zijn gezicht een blauwe schemering geeft? Wat mis je dan wel niet?

Het moment vroeg erom de verschillen tegen elkaar af te wegen. Dus ik bedacht me wat ik positief zou kunnen vinden aan de scene. Het is mooi dat ieder bij zo'n etentje kan doen waar op dat moment behoefte aan is, zonder opgelegde, ongemeende maniertjes. Zo. Ook de positieve component wist ik me te bedenken. Maar toch. Opgelegde, ongemeende maniertjes leiden er vaker toe dat je een verrassend contact van verwantschap hebt met je medemens. Dat je iets meemaakt wat je niet verwachtte. Ik vermoed dat een smartphone je die ervaring niet geeft. Daar heb ik in ieder geval nog niet van gehoord.

16 september 2012

Vleeseten

Het is zeldzaam, maar ik heb een gesprek gehad met collega's. En niet een gesprek van beleefdheden over en weer, maar echt iets wat op een verhelderende discussie begon te lijken. Over iets intelligents. Het onderwerp was gezonde voeding. En het draaide niet om de voedselfabrikanten, doorgaans onderwerp van gesprek, maar echt over voeding en voedselvoorziening zelf. Dat het deze keer wel lukte een inhoudelijke discussie te voeren is te danken aan een nieuwe collega. Ietwat stug altijd bij zijn eigen standpunt blijvend, maar daardoor juist in staat een discussie te kunnen aanwakkeren. En van hem wordt dat wel geaccepteerd. Hij heeft een belangrijke functie in het bedrijf. De aanleiding van het gesprek werd wel gevormd door de voedselfabrikanten, omdat onze 'bedrijfs-netwerker' op één van zijn netwerkbijeenkomsten lezingen had bijgewoond over duurzame voeding. Onze stugge nieuwe collega eet zo duurzaam als hij kan omdat het zijn chronische ziekte iets dragelijker maakt.

De bedrijfsnetwerker vertelde over het inefficiënt gebruik van landbouwgrond voor het opfokken van slachtdieren. Dat past helemaal in mijn straatje, want het is de primaire reden voor mijn vegetarisme. De duurzaam etende collega legde als reactie zijn eetfilosofie uit, waarbij het vlees dat hij eet alleen afkomstig mag zijn van buitengrazende dieren en hij controleert als consument ook de veehouder waar het vlees vandaan komt. Hij vervolgde met een uitleg waarom het noodzakelijk is dat we vlees eten. En daar gaat het toch altijd mis, want zo duidelijk is het niet of we echte vleeseters zouden zijn en net zomin is het duidelijk of we echte vegetariërs zijn. Ik had het argument verwacht dat we het gebit van een omnivoor hebben en daarmee het bewijs dat we vlees dienen te eten. Dat argument vind ik altijd een beetje rammelen, want we zijn met dat gebit van ons en ons darmstelsel wel vereist dat vlees te bewerken voordat we het eten. Ook datgene wat we rauwvleesproducten noemen is altijd stevig bewerkt om geconsumeerd te worden. Mensen kunnen het versgevangen vlees niet van de botten af knagen en inslikken. Zo omnivoor zijn we niet.

Maar dat argument kwam gelukkig niet langs. Mijn duurzaam etende collega gebruikte er twee: de voedingsbehoefte van zijn eens zwangere vriendin, die vanwege die voedingsbehoefte stopte met vegetarisme en het verhaal dat we oorspronkelijk jagers-verzamelaars waren en dus een dieet van vlees hadden. Ik had twee bezwaren op deze argumenten en dat is niet omdat ik overtuigd ben dat we vegetariërs zijn. Ik heb geen moeite met mensen die vleeseten en heb niet het gevoel dat ik mensen moet overtuigen vegetariër te worden. Ik heb er geen behoefte aan. Wel wil ik verdedigen dat een vegetarisch dieet voedingsarm zou zijn. En dus reageerde ik op het argument van mijn collega over zijn zwangere vriendin. Een zwangere, en ieder mens, die een beetje oplet krijgt alle voedingsstoffen ook wel binnen via vegetarische producten. Mijn collega noemde omega 3, uit vis en beste lezers: een vegetariër eet geen vis, een pescotariër eet vis, maar dat had zijn vriendin ook uit lijnzaad kunnen halen. Met vindingrijkheid om te variëren heeft een vegetarische zwangere een even gezonde zwangerschap als een vleesetende.

Het jager-verzamelaar-verhaal vind ik altijd een romantisering. Ik zeg er graag even bij dat ik er ook niet bijzonder veel verstand van heb, maar ik pik zo her en der wel iets mee en ik mag in dit kader Zwaarden, Paarden en Ziektekiemen, een studie van Jared Diamond aanbevelen. Het ligt als ik het me goed herinner allemaal iets genuanceerder. De overgang van jager-verzamelaar naar landbouwer of veehouder vond bij het ene volk eerder plaats dan bij het andere. Zo is een groot deel van de oorspronkelijk Noord-Europese bevolking lactose-tolerant geraakt, waar bijvoorbeeld een groot deel van de oorspronkelijk Aziatische bevolking dat niet is. Hiermee bedoel ik dat mensen met Noordeuropese voorouders meestal niet ziek worden van het drinken van koemelk en mensen met Aziatische voorouders meestal wel. Een jager-verzamelaar komt niet zo makkelijk aan dierlijke melk. Geen wild dier laat zich door een mens melken. Het is onzin te stellen dat ons dieet eigenlijk nog dat van een jager-verzamelaar zou moeten zijn. Verschillende volkeren zijn verschillende kanten op geëvolueerd.

Niet dat ik dit heb kunnen bepleiten in de discussie. Ik heb één keer mijn luisterhouding kunnen onderbreken om iets te zeggen. Ik kreeg de geijkte lege blik terug. Alsof ik een verstoorder was terwijl ik vanaf het begin naast mijn gesprekspartners heb gezeten en ben aangekeken terwijl er verteld werd. Niet dat dit me uit het veld sloeg. Ik heb daarna nog meermaals geprobeerd het woord te nemen, maar ik straal iets uit waardoor wat ik zeg niet zo van belang wordt geacht. Men knikt en gaat op de eigen route weer verder. Dan verspil ik geen tijd meer. Ik schrijf het alsnog wel hier op. Dan is het uit mijn systeem en krijg ik wellicht wel een discussie met anderen, die mijn opmerkingen wel serieus nemen. Bij deze.

Overigens zei mijn duurzaam etende collega nog dat het vegetarisch dieet niet lang genoeg energie geeft en dat vegetariërs eerder dan vleeseters weer trek krijgen en naar suikerhoudende voedingsmiddelen (fruit, koek, snoep) grijpen. Ik weet niet of dat waar is. Ik weet niet wat vleeseters stelselmatig doen, maar 3 of 4 uur na een maaltijd grijp ik altijd wel naar fruit of koekjes, ja. Dat vond ik dan wel interessant aan de discussie.

Och, en laat ik positief afsluiten. Dit was het eerste serieus informatieve gesprek dat ik op mijn werk had met collega's die niet in mijn team zaten. Wat een geluk dat het voor is gekomen. Hopelijk gebeurt dit vaker.

21 november 2010

Ideaal voedingspatroon

Weston A. Price (1870-1948) was een in Canada geboren tandarts die vlak na de eeuwwisseling een opvallende toename in tandbederf constateerde bij zijn patiënten. Hij veronderstelde dat de oorzaak hiervan lag in het sterk gewijzigde voedingspatroon. Eind 19e eeuw was een gemechaniseerd proces voor de productie van tarwebloem in zwang geraakt en zo wel meer mechanische processen die het voedsel een tikje onnatuurlijker maakte, volgens Price. Om zijn hypothese te staven ging hij op zoek naar volkeren die niet in aanraking kwamen met voedsel dat na een fabrieksproces aangeboden werd aan de consument. Omdat Price geen wetenschapper was is zijn onderzoek nooit bijzonder op waarde geschat, maar Michael Pollan haalt het onderzoek met die kanttekening aan in zijn boek Pleidooi voor Echt Eten. Ik citeer een mijns inziens interessante passage:
"Price kon niet één enkel ideaal voedingspatroon ontdekken. Hij vond volkeren die gedijen op een dieet van vis en schaal- en schelpdieren, een dieet van zuivel, een dieet van vlees en diëten waarin fruit, groenten en graan overheersten. De Afrikaanse Masai aten vrijwel geen plantaardig voedsel, ze leefden van vlees, bloed en melk. Zeevarende groepen op de Hebriden consumeerden totaal geen zuivel. Ze hadden een voedingspatroon dat grotendeels bestond uit vis en schaal- en schelpdieren en haver, waarvan pap en koeken werden gemaakt. De eskimo's die hij ondervroeg leefden van rauwe vis, wild, hom, kuit en walvisspek en aten zelden iets wat ook maar enigszins in de richting van iets groens ging. Langs de Nijl, in de buurt van Ethiopië, stuitte Price op wat naar zijn oordeel het gezondste volk was van allemaal: stammen die leefden van melk, vlees en bloed van weidevee, gecombineerd met dierlijk voedsel uit de Nijl. Price vond groepen die zich voedden met vlees van wilde dieren, die in het algemeen gezonder waren dan de akkerbouwers die zich verlieten op granen en ander plantaardig voedsel."
Geen pleidooi voor vegetarisme van Price en ook Pollan raadt het eten van vlees zeker niet af. Hij wijst echter wel op wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat vlees van dieren die geen verse planten hebben gegraasd minder voedingsstoffen bevat dan dieren die wel buiten hebben gestaan. Je hebt van de binnendieren meer vlees nodig om dezelfde vereiste hoeveelheid voedingsstoffen binnen te krijgen terwijl je dus ook meer calorieën naar binnen werkt. Pollan adviseert het eten van 'buitendieren'; wild en biologisch vlees. Maar ook voor gewassen geldt hetzelfde. Massaal gekweekte monoculturen van gewassen zijn kwetsbaarder voor ziektes en worden dus zo gekweekt dat ze daar zo resistent mogelijk tegen zijn. Dit gaat ten koste van de voedingsstoffen. Vooral als het allemaal snel in de winkel moet liggen en de gewassen niet ruimschoots de tijd hebben gehad om voedingsstoffen uit de bodem op te nemen. Je hebt dus meer van die gewassen nodig om de vereiste voedingsstoffen op te nemen. Opnieuw: eet biologisch.
Pollan heeft zijn adviezen geformuleerd in een aantal korte opmerkingen:
* Betaal veel voor je eten. Kwaliteitsvoedsel kost meer en wanneer je er een behoorlijke prijs voor hebt betaald wil je het ook niet naar binnen schrokken of er een deel van weggooien. Van dure producten koop je ook minder waardoor je geen overschot aan calorieën naar binnen werkt.
* Eet voedsel dat je overgrootmoeder zou herkennen als voedsel. Geen tube spuitkaas. Geen vruchtenyoghurt met extra toegevoegd calcium of vitamine C. Geen Blue Band witbrood dat stiekem bruinbrood is.
* Mijd voedingsmiddelen die ingrediënten bevatten die
a) onbekend
b) niet uit te spreken
c) meer dan vijf in getal zijn
of die d) fructoserijke maïsstroop bevatten (want maïsstroop is zo'n nieuwerwets goedje dat ons darmkanaal dat helemaal niet weet af te breken)
* Eet vooral planten. Hij zegt het echt, het is geen toevoeging van mij.

Het klinkt mij in de oren als baat het niet dan schaadt het niet. Nu deed ik toch al mee, maar dit boek is een leuke opfriscursus voor me gebleken.

Ik wil in de toekomst nog een boekbespreking hier doen van het Dovemansorendieet van Maarten 't Hart. Ik heb dat boek sinds een jaar of twee en volg het als ware het een evangelie (zondigen doe ik dus ook).

10 mei 2010

Bietensoep

Een super makkelijk te maken en bij mij favoriete salade is bietensalade met studentenhaver (of cranberrymix). Je snijdt gekookte bieten in repen, je strooit er studentenhaver op en een scheutje honing en je bent klaar.

Gisteravond heb ik het ook gegeten, maar ik had way te veel bieten. Dus achteraf bedacht ik me dat ik er bietensoep van kon maken.

De lekkerste bietensoep die ik tot nog toe heb gehad, at ik in Stockholm. Met dobbelsteentjes rendiervlees. Dat heb ik hier nog niet in de supermarkt zien liggen en ik had zelf gisteravond in mijn bietensoep ook geen vlees zitten, maar rund komt dicht in de buurt van rendier dus dat raad ik vleeseters dan aan om er dobbelsteengewijs in te gooien.

Mijn bietensoep gisteren was een lachertje zo simpel te maken, dus een recept wil ik dit niet noemen, maar het is wel uit te breiden tot iets behoorlijk culinairs. Ik had:

Twee gekookte kroten (van die formaat tennisbal-achtigen). Die heb ik dus een repen gesneden, maar de vorm maakt helemaal niet uit. Je gaat er toch soep van maken. Die repen heb ik op 750 watt in de magnetron een minuut of drie flink heet laten worden. Daarna heb ik mijn staafmixer gepakt en er een puree van gemaakt. Met de quoker heb ik er kokend water bij gemikt. Daarna geroerd, zout en peper toegevoegd en om het een beetje op de Zweedse soep te laten lijken, de eerst aangetroffen groene kruiden er doorheen geroerd. In mijn geval was dat kleingesneden basilicum.

Ik had geen zuivel in welke vorm dan ook, dus dat heb ik niet toegevoegd. Maar het is een optie. Dobbelsteentjes vlees zijn een optie en als ik er het geduld voor had gehad, had ik er laurier in kunnen laten trekken, maar hij smaakte me nu al prima.

Via een kookboek van de bieb kwam ik trouwens op het idee van witlof-mosterdsoep. Ik test het deze week en breng jullie op de hoogte.

Lasagne volgens mijn moeders recept

Zoals beloofd op Twitter en natuurlijk aangevuld met allerlei extra en/of overbodige informatie.

Ingrediënten
(voor 3 of 4 personen, afhankelijk van de honger)

Voor de bechamelsaus
500 ml melk
1 bouillonblokje (ik doe vega-blokjes, maar rundvleesbouillon is mijn moeders stijl)
een handje (ja, echt op gevoel en naar smaak) italiaanse kruiden (van Silvo bijvoorbeeld)
25 gr boter of margarine (50 gr mag ook, als je het een zwaardere saus wilt maken)
4 eetlepels bloem

Voor de tomatensaus (als je een eigen recept tomatensaus hebt, doe je die. Het maakt niet zoveel uit. In de tomatensaus zit alle variatiemogelijkheid voor de lasagne. Aan de bechamelsaus kun je beter niet knoeien. Mijn moeder is er desondanks één keer mee geslaagd: hamblokjes in de bechamel. Ontzettend lekker maar wel een zwaar, winters gerecht dan)

1 ui
1 rode paprika
evt. 250 gr gehakt (maar zonder smaakt het net zo goed)
tomatenpuree (eigengemaakt of van die kleine blikjes, of zo'n pak geperste tomaten van de AH, maar ik begreep van Keuringsdienst van Waarde dat het enige verschil tussen dat pak en de blikjes een hoeveelheid water is en water, dat heb ik zelf ook in de kraan)
Wie 'lasagnesaus' of 'spaghettisaus' uit een pot wil gebruiken is een viespeuk, want daar zit suiker in en lasagne heeft helemaal geen suiker nodig.
Variatieopties:
uitgelekte spinazie erin, of van die met zout bewerkte (en dus van vocht onttrokken) auberginestukjes of gesneden courgette. Zelf vind ik wortel in mijn lasagne te zoet, maar het kan. Of roosjes broccoli. Of, voor de bite, stukjes noot als amandelen of cashews.

Wie een pastamachine heeft of vlijtigheid kan zelf lasagnedeeg maken, maar ik geef eerlijk toe dat ik sinds een tijdje voor het gemak die lasagnebladen van de GrandItalia gebruik.

En voor de topping: geraspte kaas. Koop een echt stuk kaas en rasp het, want dat wat je in die zakjes koopt is een mengsel van 15% kaas en verder varkensbuikvet en zaagsel en allerlei rommel dus.

Bereidingswijze


Begin een uur of 4 van tevoren met de bechamelsaus. De smaak moet nl. goed trekken. Gooi in een pannetje de 500 ml melk, doe het bouillonblokje erbij en strooi de Italiaanse kruiden op de melk. Laat de melk zachtjes op staan totdat het bouillonblokje is gesmolten. Roer de melk en zet het vuur uit. Laat de gekruide melk gewoon op het fornuis staan trekken tot je een anderhalf uur voor etenstijd echt met de lasagne gaat beginnen.

Pak een vergiet, zet het vergiet op een flinke maatbeker en giet het pannetje gekruide melk leeg in het vergiet. De melk moet opgevangen worden in de maatbeker. Met de melk ga je verder, de italiaanse kruiden blijven in het vergiet achter en kun je weggooien.

Smelt in het gebruikte pannetje de boter. Zet het vuur laag, pak een garde en gooi de bloem bij de gesmolten boter. Mix de bloem met de boter (met de garde) tot je een droge dorre bal hebt. Beetje bij beetje gooi je nu de melk erbij tot je een gladde saus krijgt. Een roux, weet je wel. Je klopt je met de garde een ongeluk. Het kost je ongeveer 10 minuten roeren en ook daarna consequent alert blijven dat de bechamelsaus geen droge plak wordt. Roer je een tennisarm en houd ook terwijl je met de andere saus bezig bent, een oogje op de bechamelsaus.

Wees niet snugger en gooi dus niet voor je gemak alvast de geraspte kaas in deze saus. Je krijgt er een klonterige massa van.

Maak nu de tomatensaus. Ik ben zo vrij te veronderstellen dat je daar geen uitleg van mij voor nodig hebt. Zorg in ieder geval dat je tomatensaus niet te waterig is, want dat water zakt dan naar de bodem van je lasagneschaal en maakt een soep van je gerecht.

Na de tomatensaus, zet je een joekel van een pan op het vuur met alvast gekookt of nog tot koken te brengen water. Zodra het water kookt gooi je er de lasagnebladen in. Tip van mijn moeder: maak van je lasagebladen in het water een kruis. Niet om de steun van de Heilige Maagd te vragen, maar omdat de bladen dan niet zo aan elkaar kunnen gaan plakken dat je ze niet meer van elkaar af krijgt. Gooi het eerste blad dus in de lengte van de pan (da's lastig in een ronde pan, maar je begrijpt hopelijk wel wat ik bedoel) en het volgende blad in de breedte van de pan. Omdat in mijn schaal maar drie bladen per laag lasagne passen, gooi ik drie bladen per keer in de pan (lengte-breedte-lengte dus). Na 5 tot 8 minuten zijn de bladen zo slap dat ze geschikt zijn voor verder gebruik. Leg ze met een schuimspaan op een schone theedoek om het teveel aan water kwijt te raken. Gooi intussen je volgende set bladen in de pan. Bij verse lasagnebladen hoeft dit allemaal niet. Snijd dan het deeg in gelijke, in de schaal passende, rechthoeken en zie verder hieronder.

Vet de lasagneschaal in wanneer de schaal dat vereist en verwarm de oven voor op 200 graden.  Nu ga je de lagen maken. Begin met de bechamelsaus. Bedek de hele bodem van de schaal en strooi er kaas over. Haal de bladen van de theedoek en leg ze één voor één passend in de schaal. Soms is een beetje snijwerk nodig om de bladen passend te maken. Gooi tomatensaus op de bladen en bedek de bladen volledig. Wanneer ze niet bedekt zijn worden het hele harde krengen in de oven. Strooi er kaas over. Haal de bladen uit de pan, op de theedoek, wanneer ze uitgelekt zijn, leg je die weer in de schaal. Bechamelsaus, kaas, etc.

Meestal haal ik iets van vijf lagen. Eindig met kaas. Als je de gehakte noten een leuk idee vond, gooi die dan niet in een saus maar leg ze apart tussen de lagen en eindig met de noten én de kaas.

Zet de schaal in de 200 graden warme oven en laat het zo'n 15 tot 20 minuten bakken (dus nog steeds 200 graden en dan 20 minuten. Die laatste 5 minuten kun je altijd nog onderbreken). Klaar. Laat iets afkoelen voordat je aansnijdt. Het is erg heet.

7 februari 2010

Over dikke mij

Het was tijdens het lezen van Doorzakken bij Jamin dat ik me afvroeg of ik er ook eens zo over zou durven schrijven. Hanneke Groenteman schreef over de psychologische methodes van Susie Orbach, om met dik-zijn om te gaan (en of je dan dik blijft of afvalt, dat is eigen keus). Het waren sessies waarin je met je ogen dicht voor moest stellen hoe je je zou voelen als je alleen in een groep stond, hoe jij dan dacht dat anderen over je zouden denken en hoe jij zou denken, als jij je dan in de groep plaatste en naar die persoon in het midden (ook weer jij) keek. Of hoe je op een feestje loopt en dan jezelf ziet zitten in een groep. Zie je dan een aandachttrekker, een geinponem, een stil verlegen persoon of de verzorgster van de groep (of iets heel anders). Ik heb die tests niet uitgevoerd. Hanneke beschrijft erg open hoe ze daar wel mee om is gegaan.

Susie Orbach, het zal niet verbazen, kende ik van naam al uit het feministische circuit. Van haar het citaat 'vet is een feministische kwestie'. Waarmee ze, als ik het goed onthouden heb, eigenlijk bedoeld dat vrouwen zich in een masculiene maatschappij ondergeschikt stellen en onzeker over hun prestatie zijn. Ze zijn dan nooit echt tevreden over zichzelf. Vrouwen zouden zichzelf ook niet te dik of te lelijk vinden als uiterlijk geen functie zou hebben in het sociale circuit. Een samenleving waar seksuele relaties een belangrijke factor zijn (lesbische relaties tellen dan dus ook), is een uiterlijk dat strookt met het dan geldende ideaal een belangrijk voordeel. Susie bedoelde dat je nooit zou bedenken dat je lelijk of dik bent als je uiterlijk geen object ter vergelijking zou zijn. Ja, dat is zeer intelligent geconstateerd. Volgens de vriendinnentheorie van het feminisme zou dat idee dus verdwijnen als de samenleving feministischer zou worden.

Ik zou die tests van Susie ooit weleens willen uitvoeren, maar niet noodzakelijk nu. Ik denk wel dat je mate van ongemak in sociale verbanden (als middelpunt van de belangstelling of op feestjes) een verband heeft met je omvang. Het opwerpen van een fysiek schild, of eten omdat je door de groep erkend wilt worden als iemand die niet moeilijk doet. Maar daarmee heb je niet alles scherpgesteld, het is niet 100% psychologisch. Zo is eten ook doodgewoon heel erg lekker.

Mijn gewicht nam toe, toen ik begon te puberen. Als kind was ik een lat, maar vanaf de brugklas begon ik meer eten te lusten en probeerde ik ook onzekerheid weg te eten. Dit wordt geen zielig verhaal, wees gerust. Het wordt ook niet de beginalinea van een dieetverhaal, zoals je die overal kunt lezen, volgens steeds hetzelfde stramien. Ik ben een doorsnee dikkerd in mijn gedrag en ik ga dat hier niet als zoveelste in de rij uittikken.

Ik heb inderdaad veelvuldig gedieet. 'Alles geprobeerd', heet dat dan. Ik ben ook vaak succesvol geweest. Ik weet, zoals veel dikkerds, precies wat beter niet gegeten kan worden en waar bedrieglijk veel calorieën in zitten. Ik kwam ook vaak weer aan. Door stress-eten en doordat ik simpelweg weiger om eten te laten staan. Ook heb ik de theorie dat ik een laag metabolisme heb en dat ik wordt geplaagd door het hongerwintertrauma van mijn beide oma's. In onze familie krijg je een zaaier tegen je achterhoofd als ze erachter komen dat je eten hebt weggegooid. Eten gooi je nooit weg.

Maar zielig ben ik er verder niet mee. Ik kan, zoals de bovengenoemde voorbeelden bewijzen, niet in hetzelfde vak als Erica Terpstra gaan staan. Ik heb vanaf mijn tienertijd altijd veel moeite gehad met mijn gewicht. Maar, of het de wijsheid van de jaren is, of vermoeidheid, of de aanname van een andere filosofie, ik weet het niet, maar ik vind het inmiddels niet erg meer.

Als ik lees over ongezondheid van overgewicht, over hogere ziektekostenverzekeringen voor dikkerds, over de obesitax (ik kan gelukkig nog steeds in een KLM-stoeltje) of over dieet, dan heb ik nog steeds belangstelling naar de achtergrond van het verhaal, maar ik raak er niet verdrietig meer bij. Ik rouw niet meer dat ik niet in bepaalde kleren kan. Ik weet precies wat de voordelen zijn van mijn omvang, ik loop rechtop (serieus, wie toch een tip wil hebben, dit is er één: loop rechtop!) en bedenk me nooit meer dat mijn uiterlijk niet deugt. Ik ben ook niet meer jaloers op het uiterlijk van een ander. Ik sport, maar alleen omdat ik er lol van heb en niet omdat ik er iets mee moet presteren. En wanneer ik die vreetfases weer heb, wanneer ik allerlei rotzooi plichtmatig wil eten, dan vreet ik, omdat verzet pijnlijker en traumatischer is dan de vreetsessie zelf.

Ik denk inmiddels niet meer dat ik ooit de maten zal hebben die voor gezond doorgaan en dat vind ik nu niet erg meer. Het enige waar ik nog op wil letten is dat ik niet zwaarder en zwaarder wordt. Op slanker let ik niet meer.

Over dikkerds

Toen Hanneke Groenteman sterk vermagerd weer op tv kwam, kwam ik erachter dat ze een gastric bypass (een maagbandplaatsing, zogezegd) had ondergaan. Drie gedachten kwamen bij mij op:
- vond ze zichzelf te dik dan?
- goed voor haar als ze dat graag wilde
- en: wat worden dunne mensen lelijk oud, in tegenstelling tot dikke mensen. Moet je nu al die rimpels op Hanneke Groenteman zien.

De maagband van Hanneke was vlak na haar terugkomst op tv onderwerp van gesprek in een discussieprogramma op Nederland 1. De presentator herinner ik me niet eens meer, maar drie dikkerds waren als gespreksdeelnemers uitgenodigd: Catherine Keyl (in mijn ogen niet echt dik), Han Peekel en Erica Terpstra (die was op dat moment net klaar met een uiterst succesvol dieet).

De mening van Keyl kan ik me niet zo herinneren. Ja, ze had net als zoveel vrouwen moeite met haar omvang en lijnde van tijd tot tijd. Het was de doorsnee mening, eigenlijk. Han Peekel bevestigde wat Catherine eerder had gezegd: groot respect voor de gastric bypass-actie van Groenteman. Hijzelf zou echter nooit onder het mes gaan of enig dieet oppakken om van zijn overgewicht af te komen. Hij had eerder wel moeite met zijn gewicht, maar hij besloot dat de voordelen van zijn levenswijze veel goed maakten ten opzichte van het nadeel, obesitas. Hij wilde zijn gewoonten niet aanpassen ten behoeve van zijn gezondheid. Die beslissing staat hem dan ook vrij.

Erica Terpstra zei ook iets dat wel in mijn geheugen opgeslagen werd: ze had nooit eerder moeite gehad met haar gewicht. Nooit. Ze had het landelijke nieuws gehaald toen ze klem kwam te zitten in een lift, ze was voortdurend mikpunt van spot, maar ze zweerde dat het haar nooit eerder geboeid heeft. Pas toen ze recent last begon te krijgen van haar kniegewrichten, besloot ze voor het eerst te gaan lijnen. Ja, het verbaast me dat ze nooit eerder heeft gebaald van haar overgewicht.

Ook Terpstra gunde Hanneke van harte haar gewichtsverlies dankzij de maagband. Een apart opgenomen interview met Hanneke Groenteman gaf weer dat ze nog steeds met opluchting en blijdschap terugdenkt aan de operatie. Die blijdschap kun je iemand alleen maar gunnen. Er was geen jaloezie of vijandigheid bij deze dikkerds, als zou Hanneke 'uit het geallieerde kamp zijn vertrokken'. Dat was wel wat de interviewer had verwacht. Ik, die vanaf de bank zei dat het gewichtsverlies van Hanneke heeft gezorgd voor meer rimpels, ben de onaardigste van de avond geweest. Ik bedoelde overigens niet dat ze lelijk is. Ik vond haar mooi toen ze dik was en ik vind haar nog steeds mooi. Maar het viel me op dat ze meer rimpels heeft gekregen. Dat zal komen van tegenwoordig hangend los vel, maar ik constateerde hierdoor juist dat de slanke oudere mensen die ik ken, veel meer rimpels hebben dan de dikke oudere mensen die ik ken. Wie zijn vel meer opvult, krijgt nu eenmaal minder de kans het te rimpelen. Al lukt plooien dan wel weer prima.

Ik had eerder al kunnen weten dat Hanneke moeite had met haar gewicht, als ik eerder al haar boek Doorzakken bij Jamin had gelezen. Ik wilde dat boek al lezen zodra het uitgebracht werd. Was het niet om het thema en de schrijfster, dan alleen al vanwege de tekeningen van Peter van Straaten. Ik vond het alleen destijds te gortig om het boek te kopen (sufferd dat ik ben) en pas onlangs kreeg ik de helderheid van geest dat het boek vast en zeker in de bieb zou liggen. Daar lag het inderdaad.

Doorzakken bij Jamin is een geweldig leuk boek. Het is herkenbaar, lachwekkend, informatief en heel erg persoonlijk. Er staan bekentenissen in die mij de neiging gaven Hanneke te willen waarschuwen. Dit ging ons niet aan en dit kon haar als een boemerang weer raken, zo kwetsbaar maakte ze zichzelf. Eigenlijk maakte dat juist dat zij ons voor zich inneemt met Doorzakken bij Jamin. Je hebt het gevoel dat ze je zo in vertrouwen neemt, dat je je persoonlijk verantwoordelijk voelt, dat vertrouwen niet te beschamen. Het helpt Hanneke niet tegen debielen op internet, maar de geestelijk gezonden voelen zich al snel moreel verplicht Hanneke te steunen. Omdat je zo makkelijk van haar de gelegenheid krijgt om haar anders te kwetsen. Ze legt de verantwoordelijkheid bij ons. Doodeng maar meestal effectief van Hanneke. Wie de lijken niet verborgen houdt, kan ze ook niet door een ander uit de kast getrokken krijgen. Wie zich vrijwillig openbaar schaamt, kan niet tot openbare schaamte gedwongen worden. Ik had al groot respect voor Hanneke Groenteman, ik blijf het hebben.