7 februari 2010

Over dikke mij

Het was tijdens het lezen van Doorzakken bij Jamin dat ik me afvroeg of ik er ook eens zo over zou durven schrijven. Hanneke Groenteman schreef over de psychologische methodes van Susie Orbach, om met dik-zijn om te gaan (en of je dan dik blijft of afvalt, dat is eigen keus). Het waren sessies waarin je met je ogen dicht voor moest stellen hoe je je zou voelen als je alleen in een groep stond, hoe jij dan dacht dat anderen over je zouden denken en hoe jij zou denken, als jij je dan in de groep plaatste en naar die persoon in het midden (ook weer jij) keek. Of hoe je op een feestje loopt en dan jezelf ziet zitten in een groep. Zie je dan een aandachttrekker, een geinponem, een stil verlegen persoon of de verzorgster van de groep (of iets heel anders). Ik heb die tests niet uitgevoerd. Hanneke beschrijft erg open hoe ze daar wel mee om is gegaan.

Susie Orbach, het zal niet verbazen, kende ik van naam al uit het feministische circuit. Van haar het citaat 'vet is een feministische kwestie'. Waarmee ze, als ik het goed onthouden heb, eigenlijk bedoeld dat vrouwen zich in een masculiene maatschappij ondergeschikt stellen en onzeker over hun prestatie zijn. Ze zijn dan nooit echt tevreden over zichzelf. Vrouwen zouden zichzelf ook niet te dik of te lelijk vinden als uiterlijk geen functie zou hebben in het sociale circuit. Een samenleving waar seksuele relaties een belangrijke factor zijn (lesbische relaties tellen dan dus ook), is een uiterlijk dat strookt met het dan geldende ideaal een belangrijk voordeel. Susie bedoelde dat je nooit zou bedenken dat je lelijk of dik bent als je uiterlijk geen object ter vergelijking zou zijn. Ja, dat is zeer intelligent geconstateerd. Volgens de vriendinnentheorie van het feminisme zou dat idee dus verdwijnen als de samenleving feministischer zou worden.

Ik zou die tests van Susie ooit weleens willen uitvoeren, maar niet noodzakelijk nu. Ik denk wel dat je mate van ongemak in sociale verbanden (als middelpunt van de belangstelling of op feestjes) een verband heeft met je omvang. Het opwerpen van een fysiek schild, of eten omdat je door de groep erkend wilt worden als iemand die niet moeilijk doet. Maar daarmee heb je niet alles scherpgesteld, het is niet 100% psychologisch. Zo is eten ook doodgewoon heel erg lekker.

Mijn gewicht nam toe, toen ik begon te puberen. Als kind was ik een lat, maar vanaf de brugklas begon ik meer eten te lusten en probeerde ik ook onzekerheid weg te eten. Dit wordt geen zielig verhaal, wees gerust. Het wordt ook niet de beginalinea van een dieetverhaal, zoals je die overal kunt lezen, volgens steeds hetzelfde stramien. Ik ben een doorsnee dikkerd in mijn gedrag en ik ga dat hier niet als zoveelste in de rij uittikken.

Ik heb inderdaad veelvuldig gedieet. 'Alles geprobeerd', heet dat dan. Ik ben ook vaak succesvol geweest. Ik weet, zoals veel dikkerds, precies wat beter niet gegeten kan worden en waar bedrieglijk veel calorieën in zitten. Ik kwam ook vaak weer aan. Door stress-eten en doordat ik simpelweg weiger om eten te laten staan. Ook heb ik de theorie dat ik een laag metabolisme heb en dat ik wordt geplaagd door het hongerwintertrauma van mijn beide oma's. In onze familie krijg je een zaaier tegen je achterhoofd als ze erachter komen dat je eten hebt weggegooid. Eten gooi je nooit weg.

Maar zielig ben ik er verder niet mee. Ik kan, zoals de bovengenoemde voorbeelden bewijzen, niet in hetzelfde vak als Erica Terpstra gaan staan. Ik heb vanaf mijn tienertijd altijd veel moeite gehad met mijn gewicht. Maar, of het de wijsheid van de jaren is, of vermoeidheid, of de aanname van een andere filosofie, ik weet het niet, maar ik vind het inmiddels niet erg meer.

Als ik lees over ongezondheid van overgewicht, over hogere ziektekostenverzekeringen voor dikkerds, over de obesitax (ik kan gelukkig nog steeds in een KLM-stoeltje) of over dieet, dan heb ik nog steeds belangstelling naar de achtergrond van het verhaal, maar ik raak er niet verdrietig meer bij. Ik rouw niet meer dat ik niet in bepaalde kleren kan. Ik weet precies wat de voordelen zijn van mijn omvang, ik loop rechtop (serieus, wie toch een tip wil hebben, dit is er één: loop rechtop!) en bedenk me nooit meer dat mijn uiterlijk niet deugt. Ik ben ook niet meer jaloers op het uiterlijk van een ander. Ik sport, maar alleen omdat ik er lol van heb en niet omdat ik er iets mee moet presteren. En wanneer ik die vreetfases weer heb, wanneer ik allerlei rotzooi plichtmatig wil eten, dan vreet ik, omdat verzet pijnlijker en traumatischer is dan de vreetsessie zelf.

Ik denk inmiddels niet meer dat ik ooit de maten zal hebben die voor gezond doorgaan en dat vind ik nu niet erg meer. Het enige waar ik nog op wil letten is dat ik niet zwaarder en zwaarder wordt. Op slanker let ik niet meer.

Geen opmerkingen: