Posts tonen met het label katholicisme. Alle posts tonen
Posts tonen met het label katholicisme. Alle posts tonen
3 maart 2013
Vastenavond
Ik voelde me weer terug in een groep geplaatst met mijn gebed. Er zijn voor een ander. Kerkelijke rituelen. Ik had nog steeds niet die Joodse kerel in mijn hoofd of een God die een appel doet op ons. Ik had en heb nog steeds dezelfde, daoïstische, religieuze ideeën. Ik zoek alleen een gedragsnorm. Een rustpunt. Vertrouwen. Het is steeds weg.
2 maart 2013
Onoprecht
Als ik terugkijk naar mijn christelijke tijd, dan zie ik voorsprong, vrede, 'jubelend' geluk, maar ook onrust, nepheid, bedrog, onvrede en verplichting.
8 december 2012
Eerlijkheidshalve
Eerlijkheidshalve: ik ben nooit erg vroom geweest. Ik loog over naar de kerk gaan. Ik had altijd al moeite met gebed. Ik ben nooit heel dol geweest op de bijbel of Jezus en ik kreeg de kriebels van kerkelijke manifestaties. Eerlijkheidshalve: je kunt niet terug naar waar je nooit geweest bent. Ik ontwikkelde mij voortdurend in datgene wat bewondering oogstte bij anderen. Het is daarom des te meer wennen dat ik nog maar zelden wordt bewonderd. In ieder geval niet door gezonde mensen. Ik ben nooit katholiek geweest en kan het nu ook niet worden.
7 december 2012
Qinci Yangdian, Bayun en Chenghuang Miao
Meerdere versies van meerdere blogposts zijn mijn hoofd doorgespookt over de tempels die ik bezocht heb in Shanghai. Over de inrichting, over de bezoekers, over de rituelen, over de goden en onsterfelijken, over de sfeer, de geur, de bouw, de gewaden...en het waren in mijn beleving stuk voor stuk saaie stukken. Ik heb tijdens mijn bezoek notities gemaakt, zodat ik allerlei details minder snel zou vergeten. Inmiddels heb ik besloten om die notities hier integraal over te nemen, want ze zijn zo slecht nog niet en het is een goede weergave van hoe veelzijdig de tempels mijn zintuigen overnamen.
Zo ontzettend veel gezien in China. Zo veel dat ik vrees te vergeten. De sterke behoefte Europees/Amerikaans te zijn. In hun museale opbouw. In hun planologie. Alleen de architectuur wilde nog steeds Chinese thema's gebruiken. Ik ben bewonderd om mijn haar, mijn ogen, mijn lengte. Ik ben tegelijkertijd ook (prettig) onverschillig bejegend en ik ben gewaardeerd omdat ik een achteraf gelegen daoïstische tempel bezocht.
Een aantal zich herhalende gedachten terwijl ik de daoïstische tempels bezocht:
Het ruikt hier zo lekker naar jasmijn en is hier zo vredig. Het lijkt uiterlijk op het katholicisme. Met heiligen. Met beelden. met wierook. Met bloemen. Met altaren. Zoals ik in Spakenburg jaloers was dat ik geen streekdracht had, was ik in de tempel jaloers dat ik geen deelgenoot was. Het is allemaal ook puur egoïsme. Ik zal nooit deelgenoot zijn van daoïstische rituelen als ik geen Chinees begrijp en ik zal geen energie steken in het leren van Chinees.
Het vlotte beeld dat ik heb van het daoïsme strookt niet met de werkelijkheid. De boekjes uit de bieb spreken niet over het echte daoïsme. Het is prachtig. Het is vredig. Het ruikt er heerlijk. Ik herken de beelden en de bedoelingen, maar ik versta de ceremonie niet. Het viel me op dat ik helemaal geen vrouwelijke daoshi heb gezien. In zo'n wereldstad. Ik vond het stoer de geplukte kip en de spartelende vis geofferd te zien. Ik zag een zaal waarin overledenen werden herdacht. Ik zag de zware houten constructie waarmee de tempels gebouwd zijn. Die prachtige daken met de Zuivere Drie of onsterfelijken erop gesposteerd. De klok met de daarop te mikken dwarsbalk schuin boven de ingang. De hoge smalle deuren. De herrie bij een offer. Van trommels, bekkens en fluiten. De nasale zang. Ik zag beelden van een liefdespaar verbonden aan elkaar door een rode draad, en ik kon geen vergelijking maken met een verhaal in het christendom. Dat kan heel goed aan mij liggen. Volgens mij heeft het christendom geen liefdesstel in de overlevering. Ruth en Boaz trouwden met elkaar na plichtpleging. Jozef mint Maria niet. Was het niet Izaak die dolverliefd achter Rebecca aanzat en jaren voor haar vader werkte? Over haar verliefdheid gaat het verhaal niet. David zat achter Batseba aan, maar wat zij dacht, lees je niet. Het christendom en het jodendom lijken zo de vreemde eenden in de bijt. Geen onmogelijke liefdes en stervenden van liefdesverdriet, waarna de liefde toch doorgang vindt of fataal is. Hooglied vertelt niet over offers die zijn gebracht. Wat vreemd dat zo'n klassiek verhaal niet verteld wordt.
Het godendom in de tempels draait voor een groot deel om de helleheren, die verschillende hellen bestieren en bij wie je bidt ter voorkoming van straf. Biddend voor mildheid, of misschien biddend dat een vijand gehaald moge worden. Kleinere kamers waren gereserveerd voor goden ter bescherming tegen kwade geesten of belegering, ter stimulans van persoonlijke welvaart, gezondheid en een lang leven. Meerdere goden ter genezing van ziekten. Goden voor het huwelijksleven, het gezin en vruchtbaarheid (vrouwen, zoals bijna standaard). Geen goden voor uitzonderlijke doelen en altijd ter bevordering van persoonlijke doelen.
Zo ontzettend veel gezien in China. Zo veel dat ik vrees te vergeten. De sterke behoefte Europees/Amerikaans te zijn. In hun museale opbouw. In hun planologie. Alleen de architectuur wilde nog steeds Chinese thema's gebruiken. Ik ben bewonderd om mijn haar, mijn ogen, mijn lengte. Ik ben tegelijkertijd ook (prettig) onverschillig bejegend en ik ben gewaardeerd omdat ik een achteraf gelegen daoïstische tempel bezocht.
Een aantal zich herhalende gedachten terwijl ik de daoïstische tempels bezocht:
Het ruikt hier zo lekker naar jasmijn en is hier zo vredig. Het lijkt uiterlijk op het katholicisme. Met heiligen. Met beelden. met wierook. Met bloemen. Met altaren. Zoals ik in Spakenburg jaloers was dat ik geen streekdracht had, was ik in de tempel jaloers dat ik geen deelgenoot was. Het is allemaal ook puur egoïsme. Ik zal nooit deelgenoot zijn van daoïstische rituelen als ik geen Chinees begrijp en ik zal geen energie steken in het leren van Chinees.
Het vlotte beeld dat ik heb van het daoïsme strookt niet met de werkelijkheid. De boekjes uit de bieb spreken niet over het echte daoïsme. Het is prachtig. Het is vredig. Het ruikt er heerlijk. Ik herken de beelden en de bedoelingen, maar ik versta de ceremonie niet. Het viel me op dat ik helemaal geen vrouwelijke daoshi heb gezien. In zo'n wereldstad. Ik vond het stoer de geplukte kip en de spartelende vis geofferd te zien. Ik zag een zaal waarin overledenen werden herdacht. Ik zag de zware houten constructie waarmee de tempels gebouwd zijn. Die prachtige daken met de Zuivere Drie of onsterfelijken erop gesposteerd. De klok met de daarop te mikken dwarsbalk schuin boven de ingang. De hoge smalle deuren. De herrie bij een offer. Van trommels, bekkens en fluiten. De nasale zang. Ik zag beelden van een liefdespaar verbonden aan elkaar door een rode draad, en ik kon geen vergelijking maken met een verhaal in het christendom. Dat kan heel goed aan mij liggen. Volgens mij heeft het christendom geen liefdesstel in de overlevering. Ruth en Boaz trouwden met elkaar na plichtpleging. Jozef mint Maria niet. Was het niet Izaak die dolverliefd achter Rebecca aanzat en jaren voor haar vader werkte? Over haar verliefdheid gaat het verhaal niet. David zat achter Batseba aan, maar wat zij dacht, lees je niet. Het christendom en het jodendom lijken zo de vreemde eenden in de bijt. Geen onmogelijke liefdes en stervenden van liefdesverdriet, waarna de liefde toch doorgang vindt of fataal is. Hooglied vertelt niet over offers die zijn gebracht. Wat vreemd dat zo'n klassiek verhaal niet verteld wordt.
Het godendom in de tempels draait voor een groot deel om de helleheren, die verschillende hellen bestieren en bij wie je bidt ter voorkoming van straf. Biddend voor mildheid, of misschien biddend dat een vijand gehaald moge worden. Kleinere kamers waren gereserveerd voor goden ter bescherming tegen kwade geesten of belegering, ter stimulans van persoonlijke welvaart, gezondheid en een lang leven. Meerdere goden ter genezing van ziekten. Goden voor het huwelijksleven, het gezin en vruchtbaarheid (vrouwen, zoals bijna standaard). Geen goden voor uitzonderlijke doelen en altijd ter bevordering van persoonlijke doelen.
5 december 2012
De Entiteit
Eigenlijk is één van de belangrijkste vragen van de religie is het leven maakbaar of niet...Ik denk van niet. Ik denk dat alleen façade maakbaar is en dat het een groot plezier is om daaraan te sleutelen, maar dat het echte leven gebeurt terwijl je sleutelt aan randverschijnselen. Aangezien onze controle zeer klein tot non-existent is, is het de vraag of er een entiteit is die de controle wel heeft en zo ja, of die entiteit een persoonlijkheid is of niet. Op die beide vragen is met geen fatsoenlijke zekerheid antwoord te geven. Maar...besluiten we dan te leven alsof die entiteit er wel is? Of besluiten we te leven alsof die entiteit er niet is. Dat is de persoonlijke keuze. Ik kies te leven alsof die entiteit er wel is. Omdat het me vrede geeft de schijn te hebben dat mijn lot in handen ligt van iets dat alleen het beste voorheeft. En dus ben ik religieus.
Het liefst zou ik daarbij een pakket regels en gebruiken adopteren dat alles voor me in gebaande paden leidt. Daarom wil ik keer op keer kiezen tussen katholicisme en daoïsme. Het één is mijn culturele achtergrond, het ander een mij wezensvreemde conclusie van mijn wereldbeeld. Beiden blijken keer op keer net niet geschikt. Iets nieuws uitdokteren is ver boven mijn macht. Dan wordt het een loshangend maaswerkje van new age. Ik denk dat ik 'veroordeeld' ben tot het katholicisme omdat ik nu eenmaal niets anders ken en niet mijn vredig gevoel kwijt wil raken van een entiteit die controle heeft en het goede voor mij wenst.
Het liefst zou ik daarbij een pakket regels en gebruiken adopteren dat alles voor me in gebaande paden leidt. Daarom wil ik keer op keer kiezen tussen katholicisme en daoïsme. Het één is mijn culturele achtergrond, het ander een mij wezensvreemde conclusie van mijn wereldbeeld. Beiden blijken keer op keer net niet geschikt. Iets nieuws uitdokteren is ver boven mijn macht. Dan wordt het een loshangend maaswerkje van new age. Ik denk dat ik 'veroordeeld' ben tot het katholicisme omdat ik nu eenmaal niets anders ken en niet mijn vredig gevoel kwijt wil raken van een entiteit die controle heeft en het goede voor mij wenst.
8 juli 2012
Gesloten circuit
Mooi stuk op de site van Katholiek Nieuwsblad. Niet dat ik het er mee eens ben, maar het is pittig. Ik hoop dat deze priester ook zo preekt. Dan heb je echt iets om naar te luisteren op je houten bank. De reden dat ik dit post is niet omdat de nacht van de theologie mij zo boeit, of dat ik Oosterhuis vind raaskallen, ik wil dit stuk uit de tekst lichten:
"Dát is het volstrekt unieke van het christelijk geloof: niet dat wij goed voor elkaar moeten zijn (daar hebben we geen openbaring voor nodig), maar dat we dat níet zijn en dat God dat niet door de vingers ziet – dat daarvoor een schuldoffer vereist wordt – én dat Hijzelf dat offer brengt door zijn Zoon."
Klinkt als een klok, die tekst. Nee, niet de inhoud. Juist niet de inhoud. Wel het ritme van de zinnen. Zeven keer 'dat', als schakels. Er zit passie in.
Ik vind de eerste stelling een mooie. Een 'bij nader inzien' voor mij. Ik hoor natuurlijk al jaren van ongelovigen dat ze helegaar die tien geboden niet nodig hebben. Het is ook zo. We hebben geen openbaring nodig om ons medemenselijk te gedragen. De bij nader inzien zit 'm in het vel van syncretisme dat hier van religie's schouders wordt geschud. Alle religies hebben het over de gulden regel, maar dat is dan ook niet de openbaring. Dat is juist de meest profane kern van religie. Hetgeen religie juist gemeen heeft met seculiere stromingen. Religie predikt helemaal niet allemaal hetzelfde want het 'goed zijn voor elkaar' is niet religieus. Nu jij weer, Karen Armstrong.
Schouten schrijft: 'wij zijn juist niet goed voor elkaar en God ziet dat niet door de vingers'. Mijn nog steeds bestaande en vertwijfelde eerste respons is dan: waarom maakt hij dan geen betere versie van ons? Schouten's vervolg is: God wil dat onze schuld vereffend wordt. Wij doen niet wat we moeten doen en doen zo een schuld ontstaan. God zelf lost die schuld in door zijn zoon als offer te brengen. Ik ben murw geraakt door de jaren heen voor de betekenis van die stelling. Ik heb dit van jongsaf aan gehoord en vind het daardoor (helaas) niet bijzonder meer. De betekenis lijkt er af gesleten.
Eigenlijk is het raar: wij zijn schuldig aan God en hijzelf lost die schuld dan weer in. Hij handelt in onze naam om een schuld te vereffenen die hemzelf is aangedaan. We worden daarin volledig buitenspel gezet. God handelt in een gesloten circuit: hij zet ons op de wereld. Wij voldoen niet aan de blauwdruk en doen een schuld ontstaan, hij lost die schuld in door iets van hemzelf te offeren. In feite is de schuld zo verdubbeld. En wekt dit niet een nog groter schuldgevoel? We zijn niet één keer in gebreke gebleven, we moeten dubbel ons best doen om het huidige door God gevulde gat met onze eigen betaling te vullen.
Maar aan de andere kant is het juist zo logisch dat we buitenspel zijn gezet in dit gesloten circuit van God. Wanneer je stelt dat de schuld nooit aan ons is geweest. Wij voldoen niet aan de blauwdruk en is dan de producent niet in gebreke gebleven?
Blijft er nog een vraag over: is onze schuld daadwerkelijk ingelost door het offer van de zoon? Loopt die schuld nu nooit meer op?
"Dát is het volstrekt unieke van het christelijk geloof: niet dat wij goed voor elkaar moeten zijn (daar hebben we geen openbaring voor nodig), maar dat we dat níet zijn en dat God dat niet door de vingers ziet – dat daarvoor een schuldoffer vereist wordt – én dat Hijzelf dat offer brengt door zijn Zoon."
Klinkt als een klok, die tekst. Nee, niet de inhoud. Juist niet de inhoud. Wel het ritme van de zinnen. Zeven keer 'dat', als schakels. Er zit passie in.
Ik vind de eerste stelling een mooie. Een 'bij nader inzien' voor mij. Ik hoor natuurlijk al jaren van ongelovigen dat ze helegaar die tien geboden niet nodig hebben. Het is ook zo. We hebben geen openbaring nodig om ons medemenselijk te gedragen. De bij nader inzien zit 'm in het vel van syncretisme dat hier van religie's schouders wordt geschud. Alle religies hebben het over de gulden regel, maar dat is dan ook niet de openbaring. Dat is juist de meest profane kern van religie. Hetgeen religie juist gemeen heeft met seculiere stromingen. Religie predikt helemaal niet allemaal hetzelfde want het 'goed zijn voor elkaar' is niet religieus. Nu jij weer, Karen Armstrong.
Schouten schrijft: 'wij zijn juist niet goed voor elkaar en God ziet dat niet door de vingers'. Mijn nog steeds bestaande en vertwijfelde eerste respons is dan: waarom maakt hij dan geen betere versie van ons? Schouten's vervolg is: God wil dat onze schuld vereffend wordt. Wij doen niet wat we moeten doen en doen zo een schuld ontstaan. God zelf lost die schuld in door zijn zoon als offer te brengen. Ik ben murw geraakt door de jaren heen voor de betekenis van die stelling. Ik heb dit van jongsaf aan gehoord en vind het daardoor (helaas) niet bijzonder meer. De betekenis lijkt er af gesleten.
Eigenlijk is het raar: wij zijn schuldig aan God en hijzelf lost die schuld dan weer in. Hij handelt in onze naam om een schuld te vereffenen die hemzelf is aangedaan. We worden daarin volledig buitenspel gezet. God handelt in een gesloten circuit: hij zet ons op de wereld. Wij voldoen niet aan de blauwdruk en doen een schuld ontstaan, hij lost die schuld in door iets van hemzelf te offeren. In feite is de schuld zo verdubbeld. En wekt dit niet een nog groter schuldgevoel? We zijn niet één keer in gebreke gebleven, we moeten dubbel ons best doen om het huidige door God gevulde gat met onze eigen betaling te vullen.
Maar aan de andere kant is het juist zo logisch dat we buitenspel zijn gezet in dit gesloten circuit van God. Wanneer je stelt dat de schuld nooit aan ons is geweest. Wij voldoen niet aan de blauwdruk en is dan de producent niet in gebreke gebleven?
Blijft er nog een vraag over: is onze schuld daadwerkelijk ingelost door het offer van de zoon? Loopt die schuld nu nooit meer op?
1 juli 2012
Vergiffenis vragen
Vorig jaar op het symposium spuwde ik mijn gal over Luiertas. Het hielp niet erg. Ik heb niet heel grondig de daar gehanteerde methode gebruikt. Dat is mij ook geen verrassing - bij mijn grootste irritaties doe ik altijd maar een halfslachtige poging ze kwijt te raken. Het is alsof ik er ergens wel van geniet een gruwelijke hekel aan iemand te hebben. Alsof het me energie geeft. Ik corrigeer overigens graag dat ik een gruwelijke hekel zou hebben aan Luiertas, dat heb ik helemaal niet. Maar zoals ik niet afkwam van mijn ergernis bij haar, kwam ik ook niet af van mijn grotere frustraties met andere mensen. Ik leek me er aan vast te klampen. Herstel: lijk me er aan vast te klampen.
Uiteindelijk heb ik de situatie met Luiertas als het ware 'katholiek' opgelost. Zo komt het op mij over. Ongeveer dagelijks dacht ik over mijn slechte gedrag tegenover Luiertas na en een paar maanden geleden knapte het toch. Uit het niets vroeg ik haar schriftelijk om vergiffenis. Die schonk ze me direct, want ze is lief. Ze zei erbij niet door te hebben gehad dat er iets speelde. Dat lijkt mij een leugentje voor de lieve vrede, want ik heb haar lang genegeerd en zelfs niet gefeliciteerd met haar pasgeborene. Ik wil wel geloven dat ik haar er niet zo mee geraakt heb als ik mezelf met mijn dagelijks gepieker over mijn slecht gedrag, maar helemaal onopgemerkt kan het niet gebleven zijn. We stonden elkaar heel na. Desalniettemin ben ik er blij om dat het haar niet echt geraakt heeft. Ze vroeg me wat er dan precies mis was en in een iets langer bericht heb ik haar uitgelegd wat me zo dwars zat. Dat ik het belazerend vind om spijt te hebben van bepaald gedrag, daar voortdurend excuses voor te maken en het naderhand te blijven doen. Dan is je spijt een leugen. Let wel, ik heb het hier niet over verslaving of over je vrouw in elkaar slaan. Het gaat hier om spijt hebben dat je nooit contact opneemt met iemand en het dan toch nog steeds nooit doen. Mooie van het verhaal is dat diegene die niets van je hoort daar ook nooit, echt nooit, problemen mee heeft gehad. Jij bent degene die er problemen mee zegt te hebben. Je kunt bij zoiets futiels twee dingen doen en volgens mij is de eerste optie hetgene dat Luiertas had moeten doen: zeggen dat je er niet goed in bent en ook nooit goed in zult worden en dan vragen om begrip. De tweede optie is je excuses aanbieden en vanaf dan jezelf aanleren contact op te nemen met anderen. Dat tweede vereist gedragsverandering en dat is heel moeilijk. Maar behandel de ander niet als een debiel door voor te wenden dat je je schaamt en daarna achteloos weer door te gaan.
Dat is eigenlijk hetgene wat me echt stoorde aan de situatie: versleten worden voor een simpelman die het toch niet doorheeft dat je het niet meent.
De ironie van de situatie is dat Luiertas ook op mijn laatste bericht nooit gereageerd heeft en mij zo de gelegenheid heeft gegeven om daar, weken en weken naderhand, om te kunnen glimlachen. Ik ben van de wroeging af, Luiertas van het verontschuldigen en ze gunt me tot slot nog de bevestiging van mijn vermoeden. Daar krijg ik steeds weer een hele grote grijns van op mijn gezicht.
Doel van dit stuk hier: de methode van Katie, de methode om de hele situatie anders te bezien en er zo vrede mee te hebben, werkte hier niet. En in plaats daarvan heb ik de klassieke methode van vergiffenis vragen gehanteerd. Die van die kerk waar ik al vier jaar doende mee ben om eruit te stappen. Hierdoor ligt de volgende zet bij Luiertas en blijf ik achter met het idee dat het toch al met al zo'n gek instituut niet is. Kort door de bocht, ongetwijfeld, maar voor mij wel een benauwd idee.
Uiteindelijk heb ik de situatie met Luiertas als het ware 'katholiek' opgelost. Zo komt het op mij over. Ongeveer dagelijks dacht ik over mijn slechte gedrag tegenover Luiertas na en een paar maanden geleden knapte het toch. Uit het niets vroeg ik haar schriftelijk om vergiffenis. Die schonk ze me direct, want ze is lief. Ze zei erbij niet door te hebben gehad dat er iets speelde. Dat lijkt mij een leugentje voor de lieve vrede, want ik heb haar lang genegeerd en zelfs niet gefeliciteerd met haar pasgeborene. Ik wil wel geloven dat ik haar er niet zo mee geraakt heb als ik mezelf met mijn dagelijks gepieker over mijn slecht gedrag, maar helemaal onopgemerkt kan het niet gebleven zijn. We stonden elkaar heel na. Desalniettemin ben ik er blij om dat het haar niet echt geraakt heeft. Ze vroeg me wat er dan precies mis was en in een iets langer bericht heb ik haar uitgelegd wat me zo dwars zat. Dat ik het belazerend vind om spijt te hebben van bepaald gedrag, daar voortdurend excuses voor te maken en het naderhand te blijven doen. Dan is je spijt een leugen. Let wel, ik heb het hier niet over verslaving of over je vrouw in elkaar slaan. Het gaat hier om spijt hebben dat je nooit contact opneemt met iemand en het dan toch nog steeds nooit doen. Mooie van het verhaal is dat diegene die niets van je hoort daar ook nooit, echt nooit, problemen mee heeft gehad. Jij bent degene die er problemen mee zegt te hebben. Je kunt bij zoiets futiels twee dingen doen en volgens mij is de eerste optie hetgene dat Luiertas had moeten doen: zeggen dat je er niet goed in bent en ook nooit goed in zult worden en dan vragen om begrip. De tweede optie is je excuses aanbieden en vanaf dan jezelf aanleren contact op te nemen met anderen. Dat tweede vereist gedragsverandering en dat is heel moeilijk. Maar behandel de ander niet als een debiel door voor te wenden dat je je schaamt en daarna achteloos weer door te gaan.
Dat is eigenlijk hetgene wat me echt stoorde aan de situatie: versleten worden voor een simpelman die het toch niet doorheeft dat je het niet meent.
De ironie van de situatie is dat Luiertas ook op mijn laatste bericht nooit gereageerd heeft en mij zo de gelegenheid heeft gegeven om daar, weken en weken naderhand, om te kunnen glimlachen. Ik ben van de wroeging af, Luiertas van het verontschuldigen en ze gunt me tot slot nog de bevestiging van mijn vermoeden. Daar krijg ik steeds weer een hele grote grijns van op mijn gezicht.
Doel van dit stuk hier: de methode van Katie, de methode om de hele situatie anders te bezien en er zo vrede mee te hebben, werkte hier niet. En in plaats daarvan heb ik de klassieke methode van vergiffenis vragen gehanteerd. Die van die kerk waar ik al vier jaar doende mee ben om eruit te stappen. Hierdoor ligt de volgende zet bij Luiertas en blijf ik achter met het idee dat het toch al met al zo'n gek instituut niet is. Kort door de bocht, ongetwijfeld, maar voor mij wel een benauwd idee.
6 mei 2012
Alleen genot als primair doel
Is de katholieke stelling dat seks altijd de mogelijkheid tot voortplanting open moet houden en niet slechts gebruikt moet worden ter viering van de liefde misschien te vergelijken met een bepaald standpunt over eten? Dat je eet om je te voeden en dat eten een genot is en, in gezelschap, een wijze is om een onderlinge band te versterken, maar dat het een vorm van onrechtmatig gebruik is om te eten zonder honger. Te eten voor het plezier en niet met doel je te voeden. In die gevallen, ik ken het heel goed, is er het risico overmatig te eten, je gezondheid te schaden en je eetritme zodanig te verstoren dat je lichamelijke signalen voor honger en voldaan in de war worden gebracht. Als die vergelijking op gaat, dan zou ik dat standpunt over seks en voortplanting eindelijk gaan kunnen begrijpen.
29 september 2011
Onzuiver
Wat ik zo mooi vind aan het katholicisme is dat het onzuiver is. Troebel. De katholieken hebben de schijn tegen zich dat ze onbetrouwbaar zijn en ze laten in het midden of ze dat ook zijn.
Ik houd van de grimmige ambivalentie van de mediterrane katholieken. Ze willen er maar bij zeggen dat het er eigenlijk ook helemaal niet toe doet.
Ik houd van de grimmige ambivalentie van de mediterrane katholieken. Ze willen er maar bij zeggen dat het er eigenlijk ook helemaal niet toe doet.
26 augustus 2011
Premisse
Dit zal veel meer gelden voor de enkele christelijke lezer die op dit weblog struint. Of misschien juist ook helemaal niet. Misschien is het iets wat slechts een enkeling heeft, waaronder ik. Het viel me op toen één van de reageerders hier, de anonieme, de vraag schreef (en ik parafraseer) waarom ik tussen daoïsme en katholicisme de raakvlakken niet zocht of vond. Ik antwoordde in mijn hoofd direct met opmerkingen die de strekking 'het zou ketterij zijn!' niet ontliepen. Was ik strikter dan deze anonieme? Deze anonieme die hier op mijn weblog schreef dat hij de stellingname van het Vaticaan tegen homoseksualiteit begreep? Een stellingname die ik niet kan volgen.
Het viel me ook op toen ik een blogpost van mezelf herlas en daarna concludeerde dat ik intolerantie aan de dag legde. Waar maakte ik me nu in hemelsnaam druk over in verhouding tot Yvon Jaspers? Wat zou het me uit moeten maken? En wat weet ik er nu helemaal van?
Vandaag gebeurde het weer. Een collega vertelde hoe zijn vriendin een omen had gekregen. Oftewel een voorteken. En mijn allereerste gedachte, de gedachte die ik meteen onderdrukte, was: dat lijkt me stug. Het lijkt me stug dat God spreekt tot een atheïst. Nonsens in tweede instantie. Hoe weet ik nu tot wie God zou spreken en tot wie niet. Die God waarvan je kunt betwisten of Hij bestaat. Die God waarin ik met mijn hoofd niet geloof, maar die ik met mijn gevoel niet wil verloochenen. Al lukt het me niet meer tot Hem of wie dan ook in Zijn omgeving te bidden. En in de tussentijd geloof ik nog keihard dat deze God wel tot de ongelovige achter dit toetsenbord zou spreken, want Hij weet toch dat deze ongelovige teruggefloten dient te worden.
Ik ben walgelijk arrogant op dat vlak. Ik denk te kunnen voorspellen wie tot die God Zijn schare behoort en wie niet. Ook terwijl ik mezelf met elke kracht in mij buiten die schare probeer te positioneren. Ik ben een idioot dat ik denk te kunnen inschatten hoe het zou moeten behoren te zijn. Een idioot dat ik denk te kunnen inschatten hoe de werkelijkheid is.
Ik schaam mij. Ik heb iets meer begrip. Ik krabbel terug. Ik heb het mis.
Het viel me ook op toen ik een blogpost van mezelf herlas en daarna concludeerde dat ik intolerantie aan de dag legde. Waar maakte ik me nu in hemelsnaam druk over in verhouding tot Yvon Jaspers? Wat zou het me uit moeten maken? En wat weet ik er nu helemaal van?
Vandaag gebeurde het weer. Een collega vertelde hoe zijn vriendin een omen had gekregen. Oftewel een voorteken. En mijn allereerste gedachte, de gedachte die ik meteen onderdrukte, was: dat lijkt me stug. Het lijkt me stug dat God spreekt tot een atheïst. Nonsens in tweede instantie. Hoe weet ik nu tot wie God zou spreken en tot wie niet. Die God waarvan je kunt betwisten of Hij bestaat. Die God waarin ik met mijn hoofd niet geloof, maar die ik met mijn gevoel niet wil verloochenen. Al lukt het me niet meer tot Hem of wie dan ook in Zijn omgeving te bidden. En in de tussentijd geloof ik nog keihard dat deze God wel tot de ongelovige achter dit toetsenbord zou spreken, want Hij weet toch dat deze ongelovige teruggefloten dient te worden.
Ik ben walgelijk arrogant op dat vlak. Ik denk te kunnen voorspellen wie tot die God Zijn schare behoort en wie niet. Ook terwijl ik mezelf met elke kracht in mij buiten die schare probeer te positioneren. Ik ben een idioot dat ik denk te kunnen inschatten hoe het zou moeten behoren te zijn. Een idioot dat ik denk te kunnen inschatten hoe de werkelijkheid is.
Ik schaam mij. Ik heb iets meer begrip. Ik krabbel terug. Ik heb het mis.
9 juli 2011
Pluk- en mixgeloof is het echte spul
Iets waar ik maar niet aan kan wennen is pluk- en mixgeloof. Wie een leer aanhangt, conformeert zich. Volledig. Dat is altijd mijn idee geweest. Je past je aan, omdat je dat ideaal hebt aangenomen. Mensen die zeggen een geloof aan te hangen, maar dat of dat punt ervan naast zich neerleggen, hebben het niet goed begrepen. Je koos voor het volledige pakket. Zo dacht ik. Dat komt voort uit mijn persoonlijke instelling. Ik heb conformeren om in een hokje te passen tot een levensdoel gemaakt. Daarin sta ik overigens bij lange na niet alleen. Ja, bij het gros van de mensen kom ik die motivatie tegen. 'Als ik zelf maar het hokje kies en me aanpas, kan niemand me in een ander, ongewenst hokje stoppen'. Ik pas me aan tot en met gedrag dat me ongelukkig maakt.
Het blijkt niet te hoeven. Zo lijkt het. Pluk-en-mix voert de boventoon. Je mag dat westers allegaartje nog steeds boeddhisme noemen, bijvoorbeeld. Aangezien het merendeel van de westerse boeddhisten plukt en mixt. Er is hier in het westen geen oosters (echt) boeddhisme, behalve bij oosterse migranten. Je kunt als westerling dat oosters boeddhisme niet hier krijgen, wanneer je niet daarin bent opgegroeid.
Het is vaste prik dat iemand binnen een religie bij tijd en wijle 'ad fontes' roept en dat we niet meer zuiver zoals het bedoeld is bezig zijn. Diegenen starten dan een nieuwe stroming. Zo gloedje nieuw dat die loot nog meer afwijkt van de stam. Eenieder die terug naar de basis wil, verwijdert zich er verder vandaan. Mijn kritiek op het boeddhistisch aftreksel hier in het westen is de mening van een buitenstaander die slechts af en toe een blik op de situatie werpt.
Wie weet herroep ik ook nog eens mijn kritiek op nepkatholiek Yvon Jaspers, maar daarvoor zou ik haar toch eerst willen betrappen op een greintje integriteit. Houd dit blog in de gaten als je dat mee wilt maken!
Het blijkt niet te hoeven. Zo lijkt het. Pluk-en-mix voert de boventoon. Je mag dat westers allegaartje nog steeds boeddhisme noemen, bijvoorbeeld. Aangezien het merendeel van de westerse boeddhisten plukt en mixt. Er is hier in het westen geen oosters (echt) boeddhisme, behalve bij oosterse migranten. Je kunt als westerling dat oosters boeddhisme niet hier krijgen, wanneer je niet daarin bent opgegroeid.
Het is vaste prik dat iemand binnen een religie bij tijd en wijle 'ad fontes' roept en dat we niet meer zuiver zoals het bedoeld is bezig zijn. Diegenen starten dan een nieuwe stroming. Zo gloedje nieuw dat die loot nog meer afwijkt van de stam. Eenieder die terug naar de basis wil, verwijdert zich er verder vandaan. Mijn kritiek op het boeddhistisch aftreksel hier in het westen is de mening van een buitenstaander die slechts af en toe een blik op de situatie werpt.
Wie weet herroep ik ook nog eens mijn kritiek op nepkatholiek Yvon Jaspers, maar daarvoor zou ik haar toch eerst willen betrappen op een greintje integriteit. Houd dit blog in de gaten als je dat mee wilt maken!
10 juni 2011
God is Gek, een boekbespreking
In het kader van de Maand van de Spiritualiteit (november, en ik had er ook nog nooit van gehoord, terwijl ik er gevoelig voor ben) hebben dagblad Trouw, uitgeverij Ten Have en omroep KRO in 2009 aan Kluun de opdracht gegeven een essay te schrijven. Zoals hier al eens aangekaart: ik ben geen fan van Kluun. Ja, zul je zeggen, dat is omdat hij een notoire vreemdganger is die een doodzieke vrouw teleurstelt. Nou, antwoord ik dan, dat zou een mogelijkheid zijn, maar dat is 'm niet. Is het dan omdat hij zo onsympathiek en eigengeilerig is, vraag je dan. Dat waren Hemingway en Mailer ook, zou ik dan antwoorden, waarmee ik twee schrijvers noem waar Kluun in de verste verte niet mee kan concurreren. Want dat is waarom ik een broertje dood heb aan Kluun: hij schrijft als een natte krant.
Dan is deze boekbespreking eigenlijk al wel klaar. Flutschrijver = flutboek. 'Flut' is wel de benaming die je er aan kunt geven, maar ik wil er toch meer aandacht op vestigen. Kluun schrijft in God is Gek dat de schijn ontstaan is dat Nederland een land van atheïsten is. Dat viel mij laatst overigens ook op toen ik Een Goede Man slaat soms zijn Vrouw las van Joris Luyendijk. In dit boek uit 1998 beweert Joris stellig tegenover een Egyptische vriend dat de meerderheid van de Nederlanders atheïst is. Dat leek mij direct niet te kloppen. Waar had Joris uitgehangen?
Uit het door Kluun aangehaalde onderzoek God in Nederland 1996-2006 blijkt al dat de meerderheid van Nederland niet kerkelijk is maar wel gelooft. Dit geldt ook voor Kluun. Hij is in het essay zeer persoonlijk en vertelt over zijn ervaringen met spiritualiteit ten tijde van de dood van zijn vrouw. Gedurfd en irrelevant als argument voor zijn stelling. Want die stelling is: je wordt voor zot versleten als je er voor uitkomt gelovig te zijn. Een kleine elite van atheïsten dicteert dat gelovigheid achterlijkheid is. Kluun ondersteunt die stelling met het succes van Richard Dawkins en veel citaten van gelovigen én ongelovigen die een soort hatelijkheid herkennen bij verklaarde atheïsten.
Ik heb zelf bij eerdere gelegenheden op dit weblog, op een forum dat niet meer bestaat en op het weblog van een katholiek geschreven dat ik die ervaringen niet heb. Ik ben zelden voor zot versleten vanwege mijn geloof. Die keren dat het gebeurde werd dit gezegd door mensen die ik niet intelligent zou durven noemen en werd ik direct verdedigd door atheïsten die eisten dat ik in mijn waarde werd gelaten. Dit even tussendoor. Ik houd niet van de Calimero-rol die vaak aangenomen wordt. Gelovigen gebruiken vaak het excuus dat ze in een hoekje worden gedrukt wanneer ze (terecht of niet) ter verantwoording worden geroepen over hun ouderwets ogende leerstellingen. Je bent niet zielig!
Ik vind de stelling van Kluun geinig, maar niet verdedigbaar. Ik vind het essay heel vermakelijk omdat Kluun een goed gevoel voor humor heeft, veel mensen citeert die ik interessant vind en een bronnenlijst neerzet die ik heb geplunderd voor leesvoer. Daarnaast vond ik Kluun's inkijkje in zijn ietsisme heel interessant omdat ik weinig ietsisten ken en er daarom weinig kennis van heb. In een latere post kom ik hier nog op terug. Maar de kwaliteit van het schrijfwerk blijft des Kluuns.
Dit is een leuk boekje voor onderweg en voor die mensen die, net als Joris Luyendijk in 1998, denken dat we een land vergeven van de atheïsten zijn.
Dan is deze boekbespreking eigenlijk al wel klaar. Flutschrijver = flutboek. 'Flut' is wel de benaming die je er aan kunt geven, maar ik wil er toch meer aandacht op vestigen. Kluun schrijft in God is Gek dat de schijn ontstaan is dat Nederland een land van atheïsten is. Dat viel mij laatst overigens ook op toen ik Een Goede Man slaat soms zijn Vrouw las van Joris Luyendijk. In dit boek uit 1998 beweert Joris stellig tegenover een Egyptische vriend dat de meerderheid van de Nederlanders atheïst is. Dat leek mij direct niet te kloppen. Waar had Joris uitgehangen?
Uit het door Kluun aangehaalde onderzoek God in Nederland 1996-2006 blijkt al dat de meerderheid van Nederland niet kerkelijk is maar wel gelooft. Dit geldt ook voor Kluun. Hij is in het essay zeer persoonlijk en vertelt over zijn ervaringen met spiritualiteit ten tijde van de dood van zijn vrouw. Gedurfd en irrelevant als argument voor zijn stelling. Want die stelling is: je wordt voor zot versleten als je er voor uitkomt gelovig te zijn. Een kleine elite van atheïsten dicteert dat gelovigheid achterlijkheid is. Kluun ondersteunt die stelling met het succes van Richard Dawkins en veel citaten van gelovigen én ongelovigen die een soort hatelijkheid herkennen bij verklaarde atheïsten.
Ik heb zelf bij eerdere gelegenheden op dit weblog, op een forum dat niet meer bestaat en op het weblog van een katholiek geschreven dat ik die ervaringen niet heb. Ik ben zelden voor zot versleten vanwege mijn geloof. Die keren dat het gebeurde werd dit gezegd door mensen die ik niet intelligent zou durven noemen en werd ik direct verdedigd door atheïsten die eisten dat ik in mijn waarde werd gelaten. Dit even tussendoor. Ik houd niet van de Calimero-rol die vaak aangenomen wordt. Gelovigen gebruiken vaak het excuus dat ze in een hoekje worden gedrukt wanneer ze (terecht of niet) ter verantwoording worden geroepen over hun ouderwets ogende leerstellingen. Je bent niet zielig!
Ik vind de stelling van Kluun geinig, maar niet verdedigbaar. Ik vind het essay heel vermakelijk omdat Kluun een goed gevoel voor humor heeft, veel mensen citeert die ik interessant vind en een bronnenlijst neerzet die ik heb geplunderd voor leesvoer. Daarnaast vond ik Kluun's inkijkje in zijn ietsisme heel interessant omdat ik weinig ietsisten ken en er daarom weinig kennis van heb. In een latere post kom ik hier nog op terug. Maar de kwaliteit van het schrijfwerk blijft des Kluuns.
Dit is een leuk boekje voor onderweg en voor die mensen die, net als Joris Luyendijk in 1998, denken dat we een land vergeven van de atheïsten zijn.
Pestkoppen
RTL heeft sinds dit voorjaar een nieuw programma: Gepest. Het is geen heel erg goed programma, maar het is ook niet slecht. Mensen die in hun jeugd gepest zijn worden geïnterviewd over het verleden en over wat het getreiter van toen nu nog steeds met hen doet. Het programma sluit af met een ontmoeting tussen destijds gepesten en de pestkoppen van weleer. De keren dat ik keek waren de pestkoppen opgegroeid tot sympathieke mensen die hun excuses aanboden voor het voltrokken leed. Opvallend vaak wisten ze zich niet meer te herinneren dat het gespest zich had voorgevallen. Ik kan me indenken dat emotie en herinnering door elkaar zijn gaan vloeien. Voor de pestkoppen was het allemaal zo zwaar niet. De gepesten voelden vernedering en dat heeft de situatie van toen in hun geheugen vergroot tot een trauma. In je jeugd gepest worden, kan ertoe leiden dat je je nooit meer op je gemak voelt. De verhalen die in Gepest voorbij komen zijn tragisch.
In een aflevering over een gepeste jongen uit Tilburg kwam zijn docent van de middelbare school aan het woord. Als de deskundige toeschouwer die hij toen is geweest, geeft deze docent een samenvatting van hoe de Tilburgse jongen overkwam op hem en op de klasgenoten. De jongen had een groot rechtvaardigheidsgevoel en dat zorgde ervoor dat hij de pesters van een ander kind een keer heeft bedreigd met een stanleymes. Een excessieve reactie, zo klinkt door in het verhaal van de docent. De jongen was ook iemand die snel klaar stond met zijn mening en er geregeld opmerkingen uitflapte. Dit zijn geen excuses waarom hij gepest had moeten worden en zo bedoelt de docent het ook niet, maar met deze informatie kan ik me als tv-kijker wel voorstellen dat de interactie met klasgenoten moeilijk verliep.
Recent had ik een collega die ook omschreven had kunnen zijn met de tweede opmerking van de docent: snel klaar met zijn mening en zich niet bezwaard voelend deze bij elke gelegenheid te geven. Mijn collega werd daar niet populair mee. Een deel van de medewerkers haalde hun schouders erbij op en werkten professioneel met hem samen. Een ander deel zag in zijn provocatieve stellingnames een uitnodiging om even provocatief te antwoorden. Iets waar mijn collega bedeesd van werd en zich onbegrepen bij voelde. Soms leidde dit vliegen afvangen ertoe dat hij het mikpunt werd van spot. Tot en met zijn seksuele geaardheid toe, die geen enkele aanleiding tot spot zou moeten vormen. Mijn collega merkte dat zijn gezelschap alleen werd opgezocht in zakelijk verband en dat hij verder alleen stond. Ook mijn ergernis wekte hij regelmatig en mijn reactie was hem te vragen wat hij toch bedoelde en uit te leggen hoe het op me overkwam. Weliswaar met de ietwat dominante opstelling die mij eigen is en ik heb een bredere woordenschat dan hij. Voor mijn collega was dit een vorm van treiterij. Ik was de enige die hem aansprak en dus lag het probleem bij mij. Hij bekende bij zo'n gelegenheid dat hij tijdens zijn jeugd gepest was en ik dacht op dat moment dat hij zich in de slachtofferhoek is gaan nestelen en zich nooit zal bedenken dat een gedragsverandering van zijn kant een andere respons zal opleveren. Wat mij zeer heeft gestoord is dat hij inmiddels ruimschoots volwassen en in redelijke mate intelligent is, maar geen moment gereflecteerd heeft op oorzaken en gevolgen van wat hem overkomen is. Het verbijstert me dat dit niet in iemand opkomt en dat feedback van een ander teruggekaatst wordt als het probleem van die ander.
Toen ik mij voornam om een aantal collega's aan te spreken dat grappen over seksuele geaardheid wat mij betreft niet kunnen als iemand niet zelf aangegeven heeft dat grappen hierover prima zijn, hoorde ik net dat hij ontslag had genomen. Een andere, betere oplossing was er ook niet. Hij had zijn stelling betrokken dat wij hem niet accepteerden en wij (voor zover er van 'wij' sprake was) wilden buiten een professionele werksituatie niet met hem omgaan. Ik houd me intussen met enthousiasme bezig met de vraag of ik anders en beter op hem had kunnen reageren - heb ik me wel goed gedragen?
In het verleden, op de middelbare school, heb ik iemand gepest. Ik was één van zijn pestkoppen. Ik ben niet degene geweest die met die jongen in een vechtpartij verwikkeld is geraakt en ik heb ook nooit scheldwoorden naar zijn hoofd geslingerd, maar dit zeg ik om mezelf voor een deel vrij te pleiten. Kritiek kreeg hij wel van mij en wanneer hij iets zei dat me niet beviel deed ik hem met een stom stemmetje na. Hij irriteerde me. Toen ik me na de middelbare school ging concentreren op het katholicisme heb ik me meermaals voorgenomen hem te bellen en mijn excuses aan te bieden want het schuldgevoel drukt zwaar op me. Ik heb hem gegooglet en gezien dat hij een succesvolle loopbaan heeft gekregen, maar contact heb ik niet met hem opgenomen. Als hij zich aan zou melden voor Gepest en men mij zou vragen om zijn verhaal te horen dan zou ik daar heel graag aan meewerken. Terugkijkend heb ik vaak gezegd dat hij dit allemaal niet verdiende en dat hij zo erg niet was als wij, zo intolerant, vonden.
Nadat ik de jongen uit Tilburg op tv had gezien en met de verse ervaringen met mijn nu ex-collega, dacht ik weer terug aan de jongen die ik gepest heb. Mijn geheugen is subjectief en ik herinner me nu situaties van toen die ik me een tijd niet heb herinnert: hij was met regelmaat strontvervelend en de opmerkingen die hij kreeg had hij prima kunnen verstaan en ter harte kunnen nemen. Zo irrationeel waren de verzoeken om ander gedrag niet. Hetzelfde geldt voor mijn collega: een goed verstaander kan zich aanpassen. Tot op zekere hoogte, weliswaar, maar het is wat ieder mens doet. Interactie loopt gesmeerder als er water bij de wijn wordt gedaan. Water bij de wijn tot op het niveau dat het nog prettig voor je is.
Mijn collega, de Tilburgse jongen en de jongen van de middelbare school hadden een deel wel aan zichzelf te danken. Dat klinkt hard en ongenuanceerd. Hoe kan ik beweren dat gepest worden je eigen schuld is? Dat is ook te ver doorgedeneerd. Ik heb geleerd dat de aanleiding voor pesten net zo vaak bij de dader ligt als bij het slachtoffer en dat ander gedrag er vaak niet toe leidt dat je de pispaal niet meer bent. Maar, zo met dit steekproefje, wil ik wel beweren dat mensen vaak irritatie oproepen en dat waarschuwingen in de vorm van nijdige reacties ter harte genomen kunnen worden. Want dat is wat we doorgaans doen. Iedereen is wel eens irritant. Het verschil tussen langdurig gepesten en, kort door de bocht, de rest van de mensheid is dat die tweede groep zijn gedrag aanpast.
Reacties van harte welkom.
In een aflevering over een gepeste jongen uit Tilburg kwam zijn docent van de middelbare school aan het woord. Als de deskundige toeschouwer die hij toen is geweest, geeft deze docent een samenvatting van hoe de Tilburgse jongen overkwam op hem en op de klasgenoten. De jongen had een groot rechtvaardigheidsgevoel en dat zorgde ervoor dat hij de pesters van een ander kind een keer heeft bedreigd met een stanleymes. Een excessieve reactie, zo klinkt door in het verhaal van de docent. De jongen was ook iemand die snel klaar stond met zijn mening en er geregeld opmerkingen uitflapte. Dit zijn geen excuses waarom hij gepest had moeten worden en zo bedoelt de docent het ook niet, maar met deze informatie kan ik me als tv-kijker wel voorstellen dat de interactie met klasgenoten moeilijk verliep.
Recent had ik een collega die ook omschreven had kunnen zijn met de tweede opmerking van de docent: snel klaar met zijn mening en zich niet bezwaard voelend deze bij elke gelegenheid te geven. Mijn collega werd daar niet populair mee. Een deel van de medewerkers haalde hun schouders erbij op en werkten professioneel met hem samen. Een ander deel zag in zijn provocatieve stellingnames een uitnodiging om even provocatief te antwoorden. Iets waar mijn collega bedeesd van werd en zich onbegrepen bij voelde. Soms leidde dit vliegen afvangen ertoe dat hij het mikpunt werd van spot. Tot en met zijn seksuele geaardheid toe, die geen enkele aanleiding tot spot zou moeten vormen. Mijn collega merkte dat zijn gezelschap alleen werd opgezocht in zakelijk verband en dat hij verder alleen stond. Ook mijn ergernis wekte hij regelmatig en mijn reactie was hem te vragen wat hij toch bedoelde en uit te leggen hoe het op me overkwam. Weliswaar met de ietwat dominante opstelling die mij eigen is en ik heb een bredere woordenschat dan hij. Voor mijn collega was dit een vorm van treiterij. Ik was de enige die hem aansprak en dus lag het probleem bij mij. Hij bekende bij zo'n gelegenheid dat hij tijdens zijn jeugd gepest was en ik dacht op dat moment dat hij zich in de slachtofferhoek is gaan nestelen en zich nooit zal bedenken dat een gedragsverandering van zijn kant een andere respons zal opleveren. Wat mij zeer heeft gestoord is dat hij inmiddels ruimschoots volwassen en in redelijke mate intelligent is, maar geen moment gereflecteerd heeft op oorzaken en gevolgen van wat hem overkomen is. Het verbijstert me dat dit niet in iemand opkomt en dat feedback van een ander teruggekaatst wordt als het probleem van die ander.
Toen ik mij voornam om een aantal collega's aan te spreken dat grappen over seksuele geaardheid wat mij betreft niet kunnen als iemand niet zelf aangegeven heeft dat grappen hierover prima zijn, hoorde ik net dat hij ontslag had genomen. Een andere, betere oplossing was er ook niet. Hij had zijn stelling betrokken dat wij hem niet accepteerden en wij (voor zover er van 'wij' sprake was) wilden buiten een professionele werksituatie niet met hem omgaan. Ik houd me intussen met enthousiasme bezig met de vraag of ik anders en beter op hem had kunnen reageren - heb ik me wel goed gedragen?
In het verleden, op de middelbare school, heb ik iemand gepest. Ik was één van zijn pestkoppen. Ik ben niet degene geweest die met die jongen in een vechtpartij verwikkeld is geraakt en ik heb ook nooit scheldwoorden naar zijn hoofd geslingerd, maar dit zeg ik om mezelf voor een deel vrij te pleiten. Kritiek kreeg hij wel van mij en wanneer hij iets zei dat me niet beviel deed ik hem met een stom stemmetje na. Hij irriteerde me. Toen ik me na de middelbare school ging concentreren op het katholicisme heb ik me meermaals voorgenomen hem te bellen en mijn excuses aan te bieden want het schuldgevoel drukt zwaar op me. Ik heb hem gegooglet en gezien dat hij een succesvolle loopbaan heeft gekregen, maar contact heb ik niet met hem opgenomen. Als hij zich aan zou melden voor Gepest en men mij zou vragen om zijn verhaal te horen dan zou ik daar heel graag aan meewerken. Terugkijkend heb ik vaak gezegd dat hij dit allemaal niet verdiende en dat hij zo erg niet was als wij, zo intolerant, vonden.
Nadat ik de jongen uit Tilburg op tv had gezien en met de verse ervaringen met mijn nu ex-collega, dacht ik weer terug aan de jongen die ik gepest heb. Mijn geheugen is subjectief en ik herinner me nu situaties van toen die ik me een tijd niet heb herinnert: hij was met regelmaat strontvervelend en de opmerkingen die hij kreeg had hij prima kunnen verstaan en ter harte kunnen nemen. Zo irrationeel waren de verzoeken om ander gedrag niet. Hetzelfde geldt voor mijn collega: een goed verstaander kan zich aanpassen. Tot op zekere hoogte, weliswaar, maar het is wat ieder mens doet. Interactie loopt gesmeerder als er water bij de wijn wordt gedaan. Water bij de wijn tot op het niveau dat het nog prettig voor je is.
Mijn collega, de Tilburgse jongen en de jongen van de middelbare school hadden een deel wel aan zichzelf te danken. Dat klinkt hard en ongenuanceerd. Hoe kan ik beweren dat gepest worden je eigen schuld is? Dat is ook te ver doorgedeneerd. Ik heb geleerd dat de aanleiding voor pesten net zo vaak bij de dader ligt als bij het slachtoffer en dat ander gedrag er vaak niet toe leidt dat je de pispaal niet meer bent. Maar, zo met dit steekproefje, wil ik wel beweren dat mensen vaak irritatie oproepen en dat waarschuwingen in de vorm van nijdige reacties ter harte genomen kunnen worden. Want dat is wat we doorgaans doen. Iedereen is wel eens irritant. Het verschil tussen langdurig gepesten en, kort door de bocht, de rest van de mensheid is dat die tweede groep zijn gedrag aanpast.
Reacties van harte welkom.
23 mei 2011
Wat is Taoïsme, een boekbespreking
Het is altijd en juist door kerkgeschiedenis geweest dat ik een religie en zijn leringen beter begreep. Pas toen ik colleges kreeg over het Concilie van Nicea, leerde ik de structuur van de katholieke geloofsbelijdenis echt kennen. Tijdens colleges over het Concilie van Chalcedon kreeg ik het weinige zicht dat er te krijgen is op het indrukwekkende dogma van de Drieëenheid en dankzij colleges over het Oosters Schisma zag ik de betekenis van het filioque. Dat soort colleges over daoïsme zijn nog met een vergrootglas niet te vinden.
Wie kennis wil maken met de daoïstische filosofie (Tao Chia) kan ik het boek Taoïsme : De Weg om niet te Volgen van Patricia de Martelaere aanbevelen. Wie zich wil verdiepen in de daoïstische religie (Tao Chiao) kan het best beginnen met Kristofer Schippers boek Tao : De Levende Religie van China. Zeer verhelderende boeken, maar mijns inziens met een nadeel: ze vertellen wat de filosofie of de religie wél is en niet wat het níet is.
Beide boeken verklaren en benaderen het onderwerp dus positief. Over gehakketak, profane oorsprong, soapachtige taferelen en eigenbelang geen woord. En dat zijn nou juist mijn ezelsbruggetjes.
Nu kan ik dus Wat is Taoïsme? van Martin Palmer aanbevelen. En waarom doe ik dat? Het eerste wat positief opvalt is dat Palmer echt begint bij het begin. Je ziet het klassiek daoïsme op de eerste pagina's opstaan uit het sjamanisme. Terwijl de maatschappij van China zich ontwikkelt, ontwikkelt de filosofie zich tegelijkertijd. Je ziet de oorsprong, je ziet de maatschappelijke aanleidingen tot mutatie, je ziet de gevolgen en de bouwstenen.
Het tweede deel van het boek gaat over de ontwikkeling van het klassieke, filosofische daoïsme naar een volksgodsdienst en daarna de groei van die volksgodsdienst tot instrument voor maatschappelijke beteugeling. Daoïsme wordt politiek. Ik raakte bijna triomfantelijk toen ik in dit deel las over de vestiging van een daoïstische theocratie in China in het jaar 188 door leidsman Chang-Lu. Niets religieus is het daoïsme vreemd. Ook de theocratie niet. Twee pagina's later schrijft Palmer over de Opstand van de Gele Tulbanden - Een rebellie door een daoïstische sekte die vele doden tot gevolg had. Triomfantelijkheid is ongepast, maar op mijn daoïsme-boekenplank van een metertje is dit de enige passage waarin het daoïsme in een negatief daglicht gesteld raakt. Toch bloed aan de handen van deze religie van de afzijdigheid. Wanneer je voortdurend moet filteren om niet in de val te trappen van New Age-achtige boeken die van het daoïsme een mengelmoes maken die het nooit is geweest, dan is dit een verademing.
Het derde deel van Wat is Taoìsme? geeft een zo breed mogelijk overzicht van het daoïstische pantheon. Tientallen goden worden in het zo typisch Chinese hiëarchische raster beschreven. Na het lezen van een redelijke hoeveelheid Chinese mythen had ik met hooguit een handjevol godheden kennisgemaakt. Palmer geeft een veel ruimer overzicht. En dan nog ben je de volledigheid niet genaderd.
Het laatste deel van het boek gaat over de adaptatie die het daoïsme nu ondergaat. Door kaping van de filosofie in de hoek van de zelfhulpboeken, door de breuk met de geschiedenis die de Culturele Revolutie heeft bewerkstelligd en doordat alle Chinese religies altijd al mixen en mengen en het niet veel voorkomt dat iemand zuiver daoïst, zuiver confucianist of zuiver boeddhist is.
Wat is Taoïsme? is toegankelijk geschreven. Ik had Martin Palmer van tevoren gegooglet en hij leek me een generalist. Hij presenteert tv-documentaires over religie voor de BBC. Op voorhand dacht ik dat hij wat bronnen bij elkaar gesprokkeld had, wat meningen nakauwde en een zoetsappig verhaal ter basale introductie zou geven. Wat is Taoïsme? is echter een kritisch boekje en Palmer heeft meer verstand van China en de Chinese taal dan de gemiddelde religiewetenschapper.
Nu staat dit boek dus als aanbeveling op de daoïsme-pagina. Een goede kennismaking met het daoïsme.
Wie kennis wil maken met de daoïstische filosofie (Tao Chia) kan ik het boek Taoïsme : De Weg om niet te Volgen van Patricia de Martelaere aanbevelen. Wie zich wil verdiepen in de daoïstische religie (Tao Chiao) kan het best beginnen met Kristofer Schippers boek Tao : De Levende Religie van China. Zeer verhelderende boeken, maar mijns inziens met een nadeel: ze vertellen wat de filosofie of de religie wél is en niet wat het níet is.
Beide boeken verklaren en benaderen het onderwerp dus positief. Over gehakketak, profane oorsprong, soapachtige taferelen en eigenbelang geen woord. En dat zijn nou juist mijn ezelsbruggetjes.
Nu kan ik dus Wat is Taoïsme? van Martin Palmer aanbevelen. En waarom doe ik dat? Het eerste wat positief opvalt is dat Palmer echt begint bij het begin. Je ziet het klassiek daoïsme op de eerste pagina's opstaan uit het sjamanisme. Terwijl de maatschappij van China zich ontwikkelt, ontwikkelt de filosofie zich tegelijkertijd. Je ziet de oorsprong, je ziet de maatschappelijke aanleidingen tot mutatie, je ziet de gevolgen en de bouwstenen.
Het tweede deel van het boek gaat over de ontwikkeling van het klassieke, filosofische daoïsme naar een volksgodsdienst en daarna de groei van die volksgodsdienst tot instrument voor maatschappelijke beteugeling. Daoïsme wordt politiek. Ik raakte bijna triomfantelijk toen ik in dit deel las over de vestiging van een daoïstische theocratie in China in het jaar 188 door leidsman Chang-Lu. Niets religieus is het daoïsme vreemd. Ook de theocratie niet. Twee pagina's later schrijft Palmer over de Opstand van de Gele Tulbanden - Een rebellie door een daoïstische sekte die vele doden tot gevolg had. Triomfantelijkheid is ongepast, maar op mijn daoïsme-boekenplank van een metertje is dit de enige passage waarin het daoïsme in een negatief daglicht gesteld raakt. Toch bloed aan de handen van deze religie van de afzijdigheid. Wanneer je voortdurend moet filteren om niet in de val te trappen van New Age-achtige boeken die van het daoïsme een mengelmoes maken die het nooit is geweest, dan is dit een verademing.
Het derde deel van Wat is Taoìsme? geeft een zo breed mogelijk overzicht van het daoïstische pantheon. Tientallen goden worden in het zo typisch Chinese hiëarchische raster beschreven. Na het lezen van een redelijke hoeveelheid Chinese mythen had ik met hooguit een handjevol godheden kennisgemaakt. Palmer geeft een veel ruimer overzicht. En dan nog ben je de volledigheid niet genaderd.
Het laatste deel van het boek gaat over de adaptatie die het daoïsme nu ondergaat. Door kaping van de filosofie in de hoek van de zelfhulpboeken, door de breuk met de geschiedenis die de Culturele Revolutie heeft bewerkstelligd en doordat alle Chinese religies altijd al mixen en mengen en het niet veel voorkomt dat iemand zuiver daoïst, zuiver confucianist of zuiver boeddhist is.
Wat is Taoïsme? is toegankelijk geschreven. Ik had Martin Palmer van tevoren gegooglet en hij leek me een generalist. Hij presenteert tv-documentaires over religie voor de BBC. Op voorhand dacht ik dat hij wat bronnen bij elkaar gesprokkeld had, wat meningen nakauwde en een zoetsappig verhaal ter basale introductie zou geven. Wat is Taoïsme? is echter een kritisch boekje en Palmer heeft meer verstand van China en de Chinese taal dan de gemiddelde religiewetenschapper.
Nu staat dit boek dus als aanbeveling op de daoïsme-pagina. Een goede kennismaking met het daoïsme.
9 april 2011
Ik ook nog eens over Mariska de Haas
Traditionalisme, daar is niets mis mee. Vind ik. Het verbaasde mij een beetje dat de katholieke standpunten die @Mariskadehaas spuit op Twitter zoveel reuring oproepen. Ze zijn binnen het katholiek gedachtegoed absoluut niet nieuw en niemand maakt mij in dit land wijs dat het katholiek gedachtegoed volkomen onbekend is. In eerste instantie dacht ik dat haar confronterende stijl de mensen verontwaardigd deed reageren, maar steeds vaker zie ik dat mensen fulmineren tegen de traditionele gezinswaarden die ze propageert. Tegen gezinsvorming door homoseksuelen, tegen een vrouw van 63 die met ei- en spermacel van anderen een eigen kind op de wereld heeft willen zetten. De standpunten van De Haas verdedigen ga ik hier niet doen. Daar is dit een te statisch weblog voor en die standpunten lenen zich juist goed voor discussie. Ze halen je uit comfortabele unisono opvattingen hier in Nederland en laten je nog eens afvragen of anticonceptie, abortus, homohuwelijk etc. aan te bevelen of af te wijzen zijn. De acceptabelheid van bovengenoemde zaken is voor de meesten van ons zo vanzelfsprekend en daarom vind ik het goed dat De Haas nog eens bevraagt of het wel goed is. Ik juich het toe.
In de zaak rond Jeanine Hennis Plasschaert reageerde De Haas in mijn ogen wel heel onhandig. Een anti-abortusstichting had plastic foetussen rondgestuurd naar parlementariërs om te laten zien hoe menselijk een nog legaal af te drijven vrucht al is. Hennis (laat ik haar vanaf hier zo maar noemen) reageerde boos. Ze vond de actie smakeloos. Ik zou die plastic foetus hebben weggegooid of als speelgoed hebben weggegeven als ik er één had ontvangen, fijnbesnaard vond ik het zeker niet, maar zoals zoveel promotie in dit land op z'n Amerikaans wordt aangepakt, zo mag een actie als deze dat ook. Met ingetogen acties redt je het bijna niet meer in Nederland.
Hennis versprak zich naderhand wel op Twitter. Het moét wel een verspreking zijn. Ze lijkt me niet dom genoeg om met privéinformatie te smijten. Hennis schreef dat ervaring met misgelopen zwangerschap voor haar een extra reden was om de actie af te keuren. Het verdriet werd door de plastic foetus opgeroepen. Nu ben ik geen moeder en waarschijnlijk stierlijk verwend, waardoor ik de connectie niet zie tussen de twee, maar het verdriet is het hare en ik kan er niet over oordelen. De Haas gebruikte het verleden van Hennis helaas wel en dat had ze mijns inziens niet moeten doen. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat je iemand af en toe tegen zichzelf in bescherming moet nemen. Dat vond ik van Idols-kandidaten die niet konden zingen en voor paal stonden op nationale tv en ik vind het van Hennis die haar verdriet aan duizenden mensen prijsgaf.
De Haas schreef een open brief aan Hennis in de krant waarvan De Haas hoofdredacteur is: het Katholiek Nieuwsblad. Hierin gebruikte De Haas de ervaringen van Hennis met miskramen om Hennis' abortus-standpunt ter discussie te stellen en ik vond dit het in stelling brengen van emotie om een pleit te winnen. De discussie is wat mij betreft een terechte, maar de ongevraagd zeer persoonlijke stijl vond ik een uitglijder. Ook al gaf Hennis het in eeste instantie zelf prijs. Een groot filosoof zei me eens: 'La jij nou maar sien dajje wel opgefoed ben', en zo is het. De Haas heeft hier naderhand haar excuses voor aangeboden.
Het Katholiek Nieuwsblad heeft, vind ik, wel een gouden greep gedaan met De Haas als hoofdredacteur. Ze is mediageniek en hoewel de meest gehoorde mening is dat mensen een hekel aan haar hebben, kan dat ook zijn omdat ze een vervelende waarheid aan het licht brengt. Ik zeg niet dat het zo is, want ik ben het zelf niet eens met De Haas, maar de grote geest Socrates werd ook gehekeld en dat kwam in zijn geval toch echt omdat hij rake dingen zei. Desondanks wilde ik laatst een hart onder de riem steken bij een online kennis die een blogpost schreef over hoe zij De Haas echt niet meer te harden vindt. Iets staat me namelijk weldegelijk tegen aan De Haas. Ik trek haar integriteit in twijfel. Nu heb ik dat niet gepost op het weblog van die kennis want dat zou laster zijn van mij, maar hier kan ik mijn vermoeden zo uitgebreid uitleggen als ik wil.
De vorige hoofdredacteur van Katholiek Nieuwsblad had al tijden geleden aangegeven terug te treden, maar een geschikte opvolger bleef uit, waardoor hij zich verplicht voelde op zijn plek te blijven. De aanstelling van De Haas was voor mensen die het Nieuwsblad volgen een donderslag bij heldere hemel. Ik las dit op het zeer aan te bevelen weblog van Observatrix, die ik hier al vaker heb aangehaald. Na de aankondiging van De Haas' benoeming was de tweede vraag: wie is dat dan? Observatrix verzamelde informatie. De Haas had nog geen ervaring opgedaan als hoofdredacteur. Ze had hiervoor stukken geschreven voor het Tilburgse studentenblad. Stukken die je verwachten mag in een studentenblad, want stukken die een professioneel stukjesschrijver opstelt met de doelgroep in het achterhoofd. Over one night stands. Over voorbehoedsmiddelen, over douchen in de ruimte waar een ander de avond tevoren in gekotst heeft. Ik moest daar om gniffelen, want humor zit in de kleine dingen. Het Katholiek Nieuwsblad haalt een losse tante in huis. Maar het lachen verging me toen ik De Haas' huidige mening zag opduiken in discussies. Of 'was dit wel haar mening?', zo dacht ik direct. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. De Haas is een broodschrijver en het lijkt nu wel of De Haas een broodkatholiek is. Waar is die vroomheid opeens vandaan gekomen? En als die vroomheid oprecht is, wat ik haar gun, blijft het dan wel hangen wanneer ze hoofdredacteur-af is?
Ik vertrouw het niet. Ik hoop dat ik het mis heb, maar ik twijfel of Mariska de Haas zo overtuigd katholiek is als ze zich voordoet. Dat hoeft ze van mij ook niet te zijn. Ik houd alleen niet van je anders voordoen dan je bent. Zonde van je energie. De Haas heeft bij haar aantreden uitleg gehad over katholiek gedachtegoed en ik denk dat ze het heel goed in haar oren heeft geknoopt of wellicht ook heel goed heeft vinden klinken, maar dat ze het onmogelijk in deze korte tijd goed heeft kunnen doordenken. En wanneer ze een bekeringservaring heeft gehad, zou ze dan niet openlijk spijt hebben willen betuigen? Het hoeft van mij niet, maar ik kan me dat wel heel goed voorstellen. Als je teksten hebt gepubliceerd waar je inmiddels niet meer achterstaat, dan wil je dat volgens mij rechtzetten. Je wilt je verantwoorden. Misschien heb ik die stukken gemist omdat ik het Katholiek Nieuwsblad niet lees of misschien is er een andere reden waarom het niet bij het brede publiek bekend is, maar ik kan me niet anders voorstellen dan dat je bij zo'n grote wijziging van opvatting je verleden recht wilt zetten. Ik zou dat in ieder geval willen en ik ben een doodnormaal mens.
Deze tekst van mij klinkt rijkelijk laat, want de zaak rond Hennis is al maanden oud en op dit moment speelt er geen rel rond Mariska de Haas, maar ik wilde juiste niet meehuilen met de wolven in het bos en deze post op een rustig moment schrijven.
In de zaak rond Jeanine Hennis Plasschaert reageerde De Haas in mijn ogen wel heel onhandig. Een anti-abortusstichting had plastic foetussen rondgestuurd naar parlementariërs om te laten zien hoe menselijk een nog legaal af te drijven vrucht al is. Hennis (laat ik haar vanaf hier zo maar noemen) reageerde boos. Ze vond de actie smakeloos. Ik zou die plastic foetus hebben weggegooid of als speelgoed hebben weggegeven als ik er één had ontvangen, fijnbesnaard vond ik het zeker niet, maar zoals zoveel promotie in dit land op z'n Amerikaans wordt aangepakt, zo mag een actie als deze dat ook. Met ingetogen acties redt je het bijna niet meer in Nederland.
Hennis versprak zich naderhand wel op Twitter. Het moét wel een verspreking zijn. Ze lijkt me niet dom genoeg om met privéinformatie te smijten. Hennis schreef dat ervaring met misgelopen zwangerschap voor haar een extra reden was om de actie af te keuren. Het verdriet werd door de plastic foetus opgeroepen. Nu ben ik geen moeder en waarschijnlijk stierlijk verwend, waardoor ik de connectie niet zie tussen de twee, maar het verdriet is het hare en ik kan er niet over oordelen. De Haas gebruikte het verleden van Hennis helaas wel en dat had ze mijns inziens niet moeten doen. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat je iemand af en toe tegen zichzelf in bescherming moet nemen. Dat vond ik van Idols-kandidaten die niet konden zingen en voor paal stonden op nationale tv en ik vind het van Hennis die haar verdriet aan duizenden mensen prijsgaf.
De Haas schreef een open brief aan Hennis in de krant waarvan De Haas hoofdredacteur is: het Katholiek Nieuwsblad. Hierin gebruikte De Haas de ervaringen van Hennis met miskramen om Hennis' abortus-standpunt ter discussie te stellen en ik vond dit het in stelling brengen van emotie om een pleit te winnen. De discussie is wat mij betreft een terechte, maar de ongevraagd zeer persoonlijke stijl vond ik een uitglijder. Ook al gaf Hennis het in eeste instantie zelf prijs. Een groot filosoof zei me eens: 'La jij nou maar sien dajje wel opgefoed ben', en zo is het. De Haas heeft hier naderhand haar excuses voor aangeboden.
Het Katholiek Nieuwsblad heeft, vind ik, wel een gouden greep gedaan met De Haas als hoofdredacteur. Ze is mediageniek en hoewel de meest gehoorde mening is dat mensen een hekel aan haar hebben, kan dat ook zijn omdat ze een vervelende waarheid aan het licht brengt. Ik zeg niet dat het zo is, want ik ben het zelf niet eens met De Haas, maar de grote geest Socrates werd ook gehekeld en dat kwam in zijn geval toch echt omdat hij rake dingen zei. Desondanks wilde ik laatst een hart onder de riem steken bij een online kennis die een blogpost schreef over hoe zij De Haas echt niet meer te harden vindt. Iets staat me namelijk weldegelijk tegen aan De Haas. Ik trek haar integriteit in twijfel. Nu heb ik dat niet gepost op het weblog van die kennis want dat zou laster zijn van mij, maar hier kan ik mijn vermoeden zo uitgebreid uitleggen als ik wil.
De vorige hoofdredacteur van Katholiek Nieuwsblad had al tijden geleden aangegeven terug te treden, maar een geschikte opvolger bleef uit, waardoor hij zich verplicht voelde op zijn plek te blijven. De aanstelling van De Haas was voor mensen die het Nieuwsblad volgen een donderslag bij heldere hemel. Ik las dit op het zeer aan te bevelen weblog van Observatrix, die ik hier al vaker heb aangehaald. Na de aankondiging van De Haas' benoeming was de tweede vraag: wie is dat dan? Observatrix verzamelde informatie. De Haas had nog geen ervaring opgedaan als hoofdredacteur. Ze had hiervoor stukken geschreven voor het Tilburgse studentenblad. Stukken die je verwachten mag in een studentenblad, want stukken die een professioneel stukjesschrijver opstelt met de doelgroep in het achterhoofd. Over one night stands. Over voorbehoedsmiddelen, over douchen in de ruimte waar een ander de avond tevoren in gekotst heeft. Ik moest daar om gniffelen, want humor zit in de kleine dingen. Het Katholiek Nieuwsblad haalt een losse tante in huis. Maar het lachen verging me toen ik De Haas' huidige mening zag opduiken in discussies. Of 'was dit wel haar mening?', zo dacht ik direct. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. De Haas is een broodschrijver en het lijkt nu wel of De Haas een broodkatholiek is. Waar is die vroomheid opeens vandaan gekomen? En als die vroomheid oprecht is, wat ik haar gun, blijft het dan wel hangen wanneer ze hoofdredacteur-af is?
Ik vertrouw het niet. Ik hoop dat ik het mis heb, maar ik twijfel of Mariska de Haas zo overtuigd katholiek is als ze zich voordoet. Dat hoeft ze van mij ook niet te zijn. Ik houd alleen niet van je anders voordoen dan je bent. Zonde van je energie. De Haas heeft bij haar aantreden uitleg gehad over katholiek gedachtegoed en ik denk dat ze het heel goed in haar oren heeft geknoopt of wellicht ook heel goed heeft vinden klinken, maar dat ze het onmogelijk in deze korte tijd goed heeft kunnen doordenken. En wanneer ze een bekeringservaring heeft gehad, zou ze dan niet openlijk spijt hebben willen betuigen? Het hoeft van mij niet, maar ik kan me dat wel heel goed voorstellen. Als je teksten hebt gepubliceerd waar je inmiddels niet meer achterstaat, dan wil je dat volgens mij rechtzetten. Je wilt je verantwoorden. Misschien heb ik die stukken gemist omdat ik het Katholiek Nieuwsblad niet lees of misschien is er een andere reden waarom het niet bij het brede publiek bekend is, maar ik kan me niet anders voorstellen dan dat je bij zo'n grote wijziging van opvatting je verleden recht wilt zetten. Ik zou dat in ieder geval willen en ik ben een doodnormaal mens.
Deze tekst van mij klinkt rijkelijk laat, want de zaak rond Hennis is al maanden oud en op dit moment speelt er geen rel rond Mariska de Haas, maar ik wilde juiste niet meehuilen met de wolven in het bos en deze post op een rustig moment schrijven.
19 februari 2011
Slecht gedrag
Het daoïsme stelt geen leefregels. Want wie vaststelt en verinnerlijkt wat hij goed acht, herkent het tegengestelde gedrag als slecht en raakt daar dan alert of zelfs gefixeerd op. Zie al die ruziënde katholieken. Die weten waar een ander over de schreef gaat en proberen elkaar in het gareel te houden.
Wie geen slecht gedrag herkent, kan zich nooit slecht gedragen.
Wie geen slecht gedrag herkent, kan zich nooit slecht gedragen.
25 december 2010
Niets is Onmogelijk, een boekbespreking
Verzamelde interviews zijn een groot plezier om te lezen, mits het interviews zijn met intelligente mensen en gericht op een beschouwing van hun persoonlijkheid. Het lezen van interviewboeken is als het ware het steeds stil deelnemen aan gesprekken tussen twee knappe koppen, waarbij de interviewer probeert de geïnterviewde uitspraken te ontlokken over karaktertrekken die onalledaags of niet volgens de etiquette zijn. Je ziet het in die opgeschreven interviews dan ook geregeld gebeuren dat de geïnterviewde in eerste instantie schrikt van zijn eigen ontboezeming. Omdat hij dacht niet zo in elkaar te steken. Ik leer veel van de conclusies die anderen over hun leven trekken; zo kan het dus ook. Maar basaler leer ik ook hoe normaal veel opvattingen zijn die ik van mezelf niet fijn vind. Twee voorbeelden: heel veel feestgangers zeggen achteraf hoe geweldig ze het feest dat ik ook heb bezocht hebben gevonden. Ik durf dan niet meer te zeggen dat ik het allemaal niet zo bijzonder vond en denk dan dat ik te hoge verwachtingen heb (als ik dus zelf zeg dat ik iets heel gezellig vond, dan weet je zeker dat ik dat ook vind). Ik blijk niet de enige te zijn die de meeste feestjes geen zak aan vindt. En geregeld vind ik in allerlei interviews (niet alleen die interviews met contactbemoeilijkers) dat vriendschap niets op dat Hollywood-ideaal lijkt en dat opvallend veel mensen ook geen waarde hechten aan het principe vriendschap. Interviews zijn leerzame gesprekken met mensen die ik zelf nooit zou spreken. Vooral ook omdat veel beroemde interviews zijn gevoerd met mensen die inmiddels zijn overleden.
Een absolute aanrader van mijn kant is het interview dat Frénk van der Linden had met Annemarie Grewel. Ik heb haar niet bewust meegemaakt omdat ze overleed tijdens mijn kinderjaren, maar als ze werkelijk de persoon geweest is die naar voren kwam in het interview, dan is ze een prachtwijf geweest. Mijn top drie wordt vervolledigd door het interview van Coen Verbraak met Louis Tas en het interview van Ischa Meijer met Henk Hofland (hopelijk blijven Tas en Hofland nog een aantal jaar in leven). Louis Tas spreekt zo ontnuchterend en vereenvoudigend over het leven, dat ik me er heel plezierig door ging voelen. Henk Hofland is opgegroeid in het vers gebombardeerde Rotterdam en heeft hierdoor een bijna vrolijke mysantropie ontwikkeld. Ik houd erg van een cynische liefde voor de mens. Dat was mijn godsbesef.
Het was die Ischa Meijer die me een theorie over interviewen toeschoof waar ik nog steeds over nadenk. Een goede interviewer, zo dacht ik, is een minutieuze luisteraar. Elke aanzet tot kritischer vragen dient benut te worden, om zo de geïnterviewde zo goed mogelijk te leren kennen. Volgens Meijer is elk interview eigenlijk een zoektocht naar bevestiging van de interviewer zelf. Meijer stelde altijd iedereen de vraag naar een gecompliceerde verhouding met de ouders. Zoals Meijer die verhouding zelf ook had. Meijer stelde altijd iedereen de vraag naar begane zonde en het afwezig zijn van schuldgevoel. Zoals Meijer dat ook had. Hij heeft een heel mooi, net en eerlijk boek geschreven over zijn hoerenloperij. Ik heb dankzij dat boek begrip gekregen. Sinds ik weet heb van de theorie van Meijer zoek ik in elk interviewboek een rode lijn die verwijst naar de existentiële vragen die de interviewer heeft. Heel lastig, ik kan hier nog geen theorie neerzetten over de vragen van Coen Verbraak of Frénk van der Linden, maar een plezierige extra dimensie bij het lezen van interviewboeken.
Die theorie van Meijer zou makkelijk te staven zijn bij het boek dat ik hier wil bespreken: Niets is Onmogelijk : Gesprekken met Mensen die niet konden Geloven van Andries Knevel. Zijn leidmotiv is natuurlijk de bevestiging van het christelijk geloof als waarheid. Maar ik waag me hier niet aan die makkelijk te ondersteunen theorie. Eerst wil ik mijn beklag doen over de zeer slecht gekozen titel. Voortdurend vergat ik 'm en verbasterde ik 'm tot "Niet te Geloven", een veel vanzelfsprekender titel. Waarom 'niets is onmogelijk'? Moeten we het als een wonder beschouwen dat ongelovigen christenen kunnen worden? Denkt Knevel dat de goegemeente het onmogelijk acht dat hedendaagse atheïsten zich willen gaan kerstenen? Het spreekt niet voor zich en wordt niet beantwoord in het boek.
Nu moet ik erbij zeggen dat ik het boek zelf niet van de plank zou hebben gehaald. @87books schreef op Twitter dat hij wel een recensie van mij zou willen zien over dit boek. Ik heb het talent niet voor recensies, dat meen ik oprecht. Ik zet hier alleen op een rijtje wat ik me bedacht heb tijdens het lezen van een boek. Voor een serieuze beoordeling zou ik enige vaardigheid moeten hebben in het vergelijken van boeken en begrip moeten hebben van hoe je een boek schrijft. Daar heb ik geen verstand van. Mijn nieuwsgierigheid werd getrokken omdat de geïnterviewden in het boek de voor mij omgekeerde weg hebben afgelegd: zonder christelijke achtergrond christelijk geworden. Ik ben na mijn katholieke jeugd en gedurende mijn katholieke opleiding theologie een andere weg gegaan. Daarnaast is het nu december en dat was altijd vier weken onderdompeling in christendom voor mij. Ik heb de sterkste heimwee in december. Ook dit jaar weer, dus zoek ik bevestiging dat het christendom toch mijn bestemming is en daarvoor wilde ik Knevels boek ook graag lezen.
In zijn voorwoord zegt Knevel bewust gekozen te hebben voor het interviewen van hoogopgeleide mensen. Omdat van rationeel zeer ervaren mensen al helemaal niet wordt verwacht dat ze christen raken. Die hoogopgeleide achtergrond toont zich helaas niet in de interviews. Ook de professor wiskunde en de gedragspsycholoog sturen naar gemeenplaatsen als 'het niet-bestaan van God kan ook niet bewezen worden'. Ik verwachtte ook helemaal geen godsbewijs in dit boek, maar ik heb vaker boeken gelezen van academici die gelovig zijn en er is veel mooier te spreken over de christelijke beleving dan gebeurt in Niets is Onmogelijk. Het boek mikt op intelligente uitleg over bekering, maar dat wordt teniet gedaan door de wel heel eenvoudige manier van schrijven. Erger nog is Knevels gebrek aan interpunctie. Ik schrijf ook geen correct Nederlands op mijn weblog, maar ik heb geen redacteur. Iemand had Knevel moeten wijzen op correcte zinnen en simpelweg moeten adviseren komma's te gebruiken. Het ziet er heel erg knullig uit.
De geïnterviewden spreken over emotie. Over het gevoel van thuiskomen wanneer ze voor het eerst een kerk bezoeken. Over de ervaring van door God aangesproken worden, tot stilstand gebracht raken en de omgeving heel even te zien alsof je er zelf niet meer deel aan neemt. Herkenbaar, maar dan wel voor de mensen die zelf gelovig zijn of waren. Of misschien voor die mensen die op het punt van bekering staan en die ervaringen verwachten. Mocht dit boek bedoeld zijn om ongelovigen te vertellen dat het mogelijk is christelijk te raken, dan slaagt het niet. Je kunt in een warm land ook geen goede omschrijving geven van sneeuwbuien of middernachtszon. Net zo min kun je uitleggen dat bekering gebeurt wanneer je 'een gevoel van thuiskomen ervaart in de kerk'. Dat is geen argument. Knevel is ook niet kritisch als interviewer. Hij presteert het zelfs om mensen antwoorden in de mond te leggen. Ik moest lachen toen hij verontwaardigd vroeg of de mensen wel Jezus aanbaden. "Ja, hoor!", was abrupt het antwoord en het riedeltje van 'de Zoon van God die voor ons gestorven is' kwam er als bewijs uitrollen. Het past niet bij Knevel, maar het had mooi geweest als hij ook bekeerlingen tot een ander geloof had geïnterviewd. Daar ben ik in ieder geval net zo nieuwsgierig naar.
Niets is Onmogelijk eindigt met een interview met Willem Jan Otten. Ik kende hem van kritiek door anderen op zijn bekering. Hij scheen vrij plotseling zeer orthodox te zijn geworden en dat werd als inauthentiek ervaren. Hem persoonlijk heb ik pas leren kennen in een interview op de (orthodoxe) website van Catholica en dat is een mooi interview. Voor mij met name omdat hij met opmerkingen als "Het is overigens niet zoiets als lid worden van een vereniging. Meer zoiets als trouwen, met een veel oudere vrouw die ondanks haar duistere geschiedenis onweerstaanbaar is. Je krijgt het niet zoals je het hebben wil" in mijn straatje praat. Ik houd van dat nukkige. In de Kerk en in God (ja, dat schrijf ik nog steeds met hoofdletters. Ik zit in december altijd in spagaat). Met grote spanning keek ik uit naar het sluitstuk van Niets is Onmogelijk; het interview met Otten, maar het viel in het niet bij de Catholica-publicatie. Niets vlamde. Niets riep bij mij de behoefte op een citaat over te schrijven. En ik denk dat het te wijten is aan de interviewer. Ik denk dat Knevel, die ik respecteer als talkshowhost, hier het talent niet voor heeft. Dat spreekt uit het hele boek.
Ik raad het Catholica-interview meer aan dan Niets is Onmogelijk. En Ottens boek Waarom Komt U ons Hinderen staat op mijn leeslijst. Ik zal het hier ook weer bespreken.
Een absolute aanrader van mijn kant is het interview dat Frénk van der Linden had met Annemarie Grewel. Ik heb haar niet bewust meegemaakt omdat ze overleed tijdens mijn kinderjaren, maar als ze werkelijk de persoon geweest is die naar voren kwam in het interview, dan is ze een prachtwijf geweest. Mijn top drie wordt vervolledigd door het interview van Coen Verbraak met Louis Tas en het interview van Ischa Meijer met Henk Hofland (hopelijk blijven Tas en Hofland nog een aantal jaar in leven). Louis Tas spreekt zo ontnuchterend en vereenvoudigend over het leven, dat ik me er heel plezierig door ging voelen. Henk Hofland is opgegroeid in het vers gebombardeerde Rotterdam en heeft hierdoor een bijna vrolijke mysantropie ontwikkeld. Ik houd erg van een cynische liefde voor de mens. Dat was mijn godsbesef.
Het was die Ischa Meijer die me een theorie over interviewen toeschoof waar ik nog steeds over nadenk. Een goede interviewer, zo dacht ik, is een minutieuze luisteraar. Elke aanzet tot kritischer vragen dient benut te worden, om zo de geïnterviewde zo goed mogelijk te leren kennen. Volgens Meijer is elk interview eigenlijk een zoektocht naar bevestiging van de interviewer zelf. Meijer stelde altijd iedereen de vraag naar een gecompliceerde verhouding met de ouders. Zoals Meijer die verhouding zelf ook had. Meijer stelde altijd iedereen de vraag naar begane zonde en het afwezig zijn van schuldgevoel. Zoals Meijer dat ook had. Hij heeft een heel mooi, net en eerlijk boek geschreven over zijn hoerenloperij. Ik heb dankzij dat boek begrip gekregen. Sinds ik weet heb van de theorie van Meijer zoek ik in elk interviewboek een rode lijn die verwijst naar de existentiële vragen die de interviewer heeft. Heel lastig, ik kan hier nog geen theorie neerzetten over de vragen van Coen Verbraak of Frénk van der Linden, maar een plezierige extra dimensie bij het lezen van interviewboeken.
Die theorie van Meijer zou makkelijk te staven zijn bij het boek dat ik hier wil bespreken: Niets is Onmogelijk : Gesprekken met Mensen die niet konden Geloven van Andries Knevel. Zijn leidmotiv is natuurlijk de bevestiging van het christelijk geloof als waarheid. Maar ik waag me hier niet aan die makkelijk te ondersteunen theorie. Eerst wil ik mijn beklag doen over de zeer slecht gekozen titel. Voortdurend vergat ik 'm en verbasterde ik 'm tot "Niet te Geloven", een veel vanzelfsprekender titel. Waarom 'niets is onmogelijk'? Moeten we het als een wonder beschouwen dat ongelovigen christenen kunnen worden? Denkt Knevel dat de goegemeente het onmogelijk acht dat hedendaagse atheïsten zich willen gaan kerstenen? Het spreekt niet voor zich en wordt niet beantwoord in het boek.
Nu moet ik erbij zeggen dat ik het boek zelf niet van de plank zou hebben gehaald. @87books schreef op Twitter dat hij wel een recensie van mij zou willen zien over dit boek. Ik heb het talent niet voor recensies, dat meen ik oprecht. Ik zet hier alleen op een rijtje wat ik me bedacht heb tijdens het lezen van een boek. Voor een serieuze beoordeling zou ik enige vaardigheid moeten hebben in het vergelijken van boeken en begrip moeten hebben van hoe je een boek schrijft. Daar heb ik geen verstand van. Mijn nieuwsgierigheid werd getrokken omdat de geïnterviewden in het boek de voor mij omgekeerde weg hebben afgelegd: zonder christelijke achtergrond christelijk geworden. Ik ben na mijn katholieke jeugd en gedurende mijn katholieke opleiding theologie een andere weg gegaan. Daarnaast is het nu december en dat was altijd vier weken onderdompeling in christendom voor mij. Ik heb de sterkste heimwee in december. Ook dit jaar weer, dus zoek ik bevestiging dat het christendom toch mijn bestemming is en daarvoor wilde ik Knevels boek ook graag lezen.
In zijn voorwoord zegt Knevel bewust gekozen te hebben voor het interviewen van hoogopgeleide mensen. Omdat van rationeel zeer ervaren mensen al helemaal niet wordt verwacht dat ze christen raken. Die hoogopgeleide achtergrond toont zich helaas niet in de interviews. Ook de professor wiskunde en de gedragspsycholoog sturen naar gemeenplaatsen als 'het niet-bestaan van God kan ook niet bewezen worden'. Ik verwachtte ook helemaal geen godsbewijs in dit boek, maar ik heb vaker boeken gelezen van academici die gelovig zijn en er is veel mooier te spreken over de christelijke beleving dan gebeurt in Niets is Onmogelijk. Het boek mikt op intelligente uitleg over bekering, maar dat wordt teniet gedaan door de wel heel eenvoudige manier van schrijven. Erger nog is Knevels gebrek aan interpunctie. Ik schrijf ook geen correct Nederlands op mijn weblog, maar ik heb geen redacteur. Iemand had Knevel moeten wijzen op correcte zinnen en simpelweg moeten adviseren komma's te gebruiken. Het ziet er heel erg knullig uit.
De geïnterviewden spreken over emotie. Over het gevoel van thuiskomen wanneer ze voor het eerst een kerk bezoeken. Over de ervaring van door God aangesproken worden, tot stilstand gebracht raken en de omgeving heel even te zien alsof je er zelf niet meer deel aan neemt. Herkenbaar, maar dan wel voor de mensen die zelf gelovig zijn of waren. Of misschien voor die mensen die op het punt van bekering staan en die ervaringen verwachten. Mocht dit boek bedoeld zijn om ongelovigen te vertellen dat het mogelijk is christelijk te raken, dan slaagt het niet. Je kunt in een warm land ook geen goede omschrijving geven van sneeuwbuien of middernachtszon. Net zo min kun je uitleggen dat bekering gebeurt wanneer je 'een gevoel van thuiskomen ervaart in de kerk'. Dat is geen argument. Knevel is ook niet kritisch als interviewer. Hij presteert het zelfs om mensen antwoorden in de mond te leggen. Ik moest lachen toen hij verontwaardigd vroeg of de mensen wel Jezus aanbaden. "Ja, hoor!", was abrupt het antwoord en het riedeltje van 'de Zoon van God die voor ons gestorven is' kwam er als bewijs uitrollen. Het past niet bij Knevel, maar het had mooi geweest als hij ook bekeerlingen tot een ander geloof had geïnterviewd. Daar ben ik in ieder geval net zo nieuwsgierig naar.
Niets is Onmogelijk eindigt met een interview met Willem Jan Otten. Ik kende hem van kritiek door anderen op zijn bekering. Hij scheen vrij plotseling zeer orthodox te zijn geworden en dat werd als inauthentiek ervaren. Hem persoonlijk heb ik pas leren kennen in een interview op de (orthodoxe) website van Catholica en dat is een mooi interview. Voor mij met name omdat hij met opmerkingen als "Het is overigens niet zoiets als lid worden van een vereniging. Meer zoiets als trouwen, met een veel oudere vrouw die ondanks haar duistere geschiedenis onweerstaanbaar is. Je krijgt het niet zoals je het hebben wil" in mijn straatje praat. Ik houd van dat nukkige. In de Kerk en in God (ja, dat schrijf ik nog steeds met hoofdletters. Ik zit in december altijd in spagaat). Met grote spanning keek ik uit naar het sluitstuk van Niets is Onmogelijk; het interview met Otten, maar het viel in het niet bij de Catholica-publicatie. Niets vlamde. Niets riep bij mij de behoefte op een citaat over te schrijven. En ik denk dat het te wijten is aan de interviewer. Ik denk dat Knevel, die ik respecteer als talkshowhost, hier het talent niet voor heeft. Dat spreekt uit het hele boek.
Ik raad het Catholica-interview meer aan dan Niets is Onmogelijk. En Ottens boek Waarom Komt U ons Hinderen staat op mijn leeslijst. Ik zal het hier ook weer bespreken.
10 december 2010
Verwijzing: de noodzaak van liberaal katholicisme
IJzersterke blogpost over de noodzaak van liberaal (ofwel heterodox) katholicisme. Prachtig eerbetoon aan een zo'n pater waar zo langzamerhand een ernstig tekort aan ontstaat.
http://vrouwkevanstavast.wordpress.com/2010/11/26/de-barmhartige-samaritaan/
_
http://vrouwkevanstavast.wordpress.com/2010/11/26/de-barmhartige-samaritaan/
_
28 november 2010
Egotrippen
"Ik zou wel meer willen lezen, maar er is gewoon geen tijd", zei mijn collega. En een ander beaamde dat en deed nog een duit in het zakje: "ik heb nog zo veel studieboeken liggen. Ik voel me gewoon verplicht die eerst te lezen." Dat laatste herkende ik wel, maar geen tijd hebben om boeken te lezen is naar mijn mening werkelijk een variant van verkeerd plannen. Er is altijd tijd om boeken te lezen. Die tijd maak je. En als je die tijd niet maakt, word je bloedchagrijnig. Zit je niet lekker in je vel. Ik kon dus reageren. Zei dat ik me het gevoel van euforie herinnerde toen ik stopte met theologie en weer kon lezen wat ik zelf wilde lezen. Ik kreeg geknik als antwoord. Dus ik ging verder met een betoog over dat elk vrij moment geschikt was voor het lezen van op z'n minst één of twee pagina's. Dat het scheelt als je altijd een boek bij je hebt. Dat ik elke vrije minuut van de dag weet te lezen. En die mensen met een gezond sociaal gevoel zien wat ik op dat moment zag; mensen die wegkijken omdat jouw egocircus hen verveelt. Tot voor kort wist ik dan gewoon dat ik kon stoppen. Geneerde me dan een beetje of vond het onterecht dat het als een egocircus werd behandeld, want mijn bedoeling was echt geen eigenwaan.
Nu herinnerde ik me laatst hoe ik van een 'lauwe katholiek', zo eentje die in de traditie is opgegroeid maar er verder niets aan doet, een fanatiekeling werd door gewoon veel over het katholicisme te lezen. Dus hoe een mens als vanzelf verinnerlijkt wat hij of zij het meest tegenkomt. Ik had kort daarvoor gelezen dat boekenwijsheid het taoïsme niet erg dichterbij brengt (zal ik hier als citaat nog neerzetten). Dat deed me afvragen hoe ik dan zo belijdend katholiek was geraakt in een verder behoorlijk seculiere omgeving. Het ging als vanzelf. En ik heb destijds uit overtuiging de meest Franciscaanse zelfverwerping uit zitten kramen. Dat kwam echt niet meer uit een boekje.
Diezelfde automatische adaptatie gebeurt zo langzamerhand weer. Bij conversaties waar de één na de ander vertelt 'hoe hij erin zit', merk ik met verbazing op dat ik geen zin heb om mijn duit in het zakje te doen. Ik vind het niet boeiend dat anderen mijn beweegredenen weten. Ik heb zelfs moeite om deze maand dit weblog vol te krijgen omdat ik het meeste niet interessant genoeg vind om te delen.
Na het wegkijken in het gesprek over tijd voor lezen vroeg ik me dan ook voor de zoveelste maal af waarom ik had gezegd wat ik net had gezegd. Ik vond het zelf bij nader inzien ook het mededelen niet waard om uit te leggen hoe je zo veel mogelijk kunt lezen.
Geneerde ik me eerder betrapt te worden op egoïstische praat, tegenwoordig verbaas ik me erover dát ik nog egoïstisch praat. Dat het eruit flapt als ik niet op let. Ik merk achteraf dat ik naar mezelf kijk met de vraag 'waar kwam dat vandaan? Waarom wilde ik dat vertellen?' Dit geeft me de indruk dat ik na verloop van tijd er niet eens meer onbewust toe te verleiden ben. Fantaseerde ik als jongere nog hoe het zou zijn om op een podium te staan, op tv geïnterviewd te worden of een geweldige ontdekking te doen waardoor niemand me meer zou kunnen negeren, sinds kort denk ik erover na ergens aanwezig te zijn zonder opgemerkt te worden. Ik beschouwde het onlangs zelfs als een mazzel dat het mij al was overkomen op de middelbare school lucht te zijn. En juist van dat negeren ben ik maar langzaam herstelt.
Hoe makkelijk verinnerlijk je literatuur.
Nu herinnerde ik me laatst hoe ik van een 'lauwe katholiek', zo eentje die in de traditie is opgegroeid maar er verder niets aan doet, een fanatiekeling werd door gewoon veel over het katholicisme te lezen. Dus hoe een mens als vanzelf verinnerlijkt wat hij of zij het meest tegenkomt. Ik had kort daarvoor gelezen dat boekenwijsheid het taoïsme niet erg dichterbij brengt (zal ik hier als citaat nog neerzetten). Dat deed me afvragen hoe ik dan zo belijdend katholiek was geraakt in een verder behoorlijk seculiere omgeving. Het ging als vanzelf. En ik heb destijds uit overtuiging de meest Franciscaanse zelfverwerping uit zitten kramen. Dat kwam echt niet meer uit een boekje.
Diezelfde automatische adaptatie gebeurt zo langzamerhand weer. Bij conversaties waar de één na de ander vertelt 'hoe hij erin zit', merk ik met verbazing op dat ik geen zin heb om mijn duit in het zakje te doen. Ik vind het niet boeiend dat anderen mijn beweegredenen weten. Ik heb zelfs moeite om deze maand dit weblog vol te krijgen omdat ik het meeste niet interessant genoeg vind om te delen.
Na het wegkijken in het gesprek over tijd voor lezen vroeg ik me dan ook voor de zoveelste maal af waarom ik had gezegd wat ik net had gezegd. Ik vond het zelf bij nader inzien ook het mededelen niet waard om uit te leggen hoe je zo veel mogelijk kunt lezen.
Geneerde ik me eerder betrapt te worden op egoïstische praat, tegenwoordig verbaas ik me erover dát ik nog egoïstisch praat. Dat het eruit flapt als ik niet op let. Ik merk achteraf dat ik naar mezelf kijk met de vraag 'waar kwam dat vandaan? Waarom wilde ik dat vertellen?' Dit geeft me de indruk dat ik na verloop van tijd er niet eens meer onbewust toe te verleiden ben. Fantaseerde ik als jongere nog hoe het zou zijn om op een podium te staan, op tv geïnterviewd te worden of een geweldige ontdekking te doen waardoor niemand me meer zou kunnen negeren, sinds kort denk ik erover na ergens aanwezig te zijn zonder opgemerkt te worden. Ik beschouwde het onlangs zelfs als een mazzel dat het mij al was overkomen op de middelbare school lucht te zijn. En juist van dat negeren ben ik maar langzaam herstelt.
Hoe makkelijk verinnerlijk je literatuur.
21 november 2010
Aanbevolen teksten t.a.v. abortus
Nu verwees ik hier onderaan de tekst naar een blogpost van een feministe over abortus en dan vind ik het wel zo fair om ook twee andere teksten aan te bevelen die andere visies geven. Bij deze.
Kattekliek heeft helder opvattingen tegen abortus of met kritiek op abortus samengebracht
De toon van één van de geciteerden dat je religieuze achtergrond voor anderen reden is om je legitieme argumenten tegen abortus uit te sluiten in een discussie herken ik trouwens niet. Ik heb altijd tegen abortus kunnen protesteren met argumenten die bediscussieerbaar waren en niemand diskwalificeerde mij wegens katholieke achtergrond. Dit riekt naar het zieligheidssyndroom dat je veel te veel hoort tegenwoordig. 'Ja, wij gelovigen discrimineren, maar ter verdediging: wij worden zelf keihard gediscrimineerd'. Dat lullige refreintje tast de waardigheid van de katholieken aan. Recht je rug en laat vingerwijzen aan de kinderachtigen over.
Jan Dirk Snel schrijft over de legitimiteit van argumentatie voor en tegen abortus
Over Mariska Orbán-de Haas heb ik zelf alles wat ik wilde zeggen gezegd op Twitter, maar bij eventueel verzoek plak ik het hier rustig nog even neer. Mijn eigen mening over abortus staat kort door de bocht hier.
Kattekliek heeft helder opvattingen tegen abortus of met kritiek op abortus samengebracht
De toon van één van de geciteerden dat je religieuze achtergrond voor anderen reden is om je legitieme argumenten tegen abortus uit te sluiten in een discussie herken ik trouwens niet. Ik heb altijd tegen abortus kunnen protesteren met argumenten die bediscussieerbaar waren en niemand diskwalificeerde mij wegens katholieke achtergrond. Dit riekt naar het zieligheidssyndroom dat je veel te veel hoort tegenwoordig. 'Ja, wij gelovigen discrimineren, maar ter verdediging: wij worden zelf keihard gediscrimineerd'. Dat lullige refreintje tast de waardigheid van de katholieken aan. Recht je rug en laat vingerwijzen aan de kinderachtigen over.
Jan Dirk Snel schrijft over de legitimiteit van argumentatie voor en tegen abortus
Over Mariska Orbán-de Haas heb ik zelf alles wat ik wilde zeggen gezegd op Twitter, maar bij eventueel verzoek plak ik het hier rustig nog even neer. Mijn eigen mening over abortus staat kort door de bocht hier.
Abonneren op:
Posts (Atom)