6 december 2009

Wat ik nu werkelijk wilde vertellen

In lectuur tussendoor las ik een zinsconstructie lijkend op de volgende: "het waren mannen die niets te verliezen hadden en voor geld bereid waren alles uit te voeren". De zin deed me direct terugdenken aan een documentaire op History Channel over de inspiratiebronnen van Robert Louis Stevenson voor het boek The Strange Case of Dr Jekyll and Mr Hyde. Allerlei aspecten van Edinburgh in het midden van de 19e eeuw kwamen aan bod. Zo was er destijds de meest gerenommeerde medische faculteit van Europa gevestigd. Die faculteit had altijd wel nieuwe lijken nodig om in te snijden. Edinburgh wemelde destijds van de straatarme sloebers en het verbaasde mij als kijker juist weer dat niet hele volksstammen op één en hetzelfde idee waren gekomen. Nee, de politie pakte op een gegeven moment niet meer dan twee geëmigreerde Ieren op die graven hadden geschonden om de lijken mee te nemen naar en te verkopen aan de professor doctor. Stevenson las dit in de krant en History Channel, ik twijfelde er toch al nooit aan dat het een bijproduct was van Discovery Channel, gebruikte de spanning-brengende toon die Discovery Channel ook brengt als er eigenlijk niks aan de hand is op tv en zei ''dat deze Ieren mannen waren die niets te verliezen hadden en voor geld bereid waren alles uit te voeren".

Ik dacht daarop aan het volgende inspiratiepunt voor Stevenson dat in die documentaire werd opgevoerd en dat waren de opslagruimtes in de spoorbrug van Edinburgh. Het zijn tegenwoordig opslagruimtes, moet ik zeggen. Destijds waren deze stenen ruimtes, met als enige ventilatie en lichtbron het gat van de deur, relatief goedkope huizen voor armen. Meerdere families woonden in zo'n donkere, vochtige ruimte op de kale bodem zonder vloer en ook zonder rookgat. De enige verwarmingsbron gaf dan ook altijd rookoverlast die je astmatische aandoeningen oplevert. Het waren schandalige woonomstandigheden.

Maar terwijl ik dat boven mijn lectuur bedacht, vergeleek ik deze woonomstandigheden met zoveel mogelijk woonomstandigheden in de geschiedenis voor zover ik ze ken. Germaanse langhuizen hadden geen ramen en er woonden meerdere families samen. Woontorens van burchten waren veelal vochtige, stenen bouwsels. De meest schokkende leefomstandigheden waar ik weet van heb zijn die van Russisch-orthodoxe kluizenaars in het destijds Russische Alaska. Niet meer dan een kuil in de open natuur.
Alleen rookgaten zijn, voor zover ik weet, wel altijd heel vanzelfsprekend geweest. Daar komt natuurlijk voor de arme sloebers van Edinburgh bij dat, als zij naar buiten gingen, zij tussen de hoge bebouwing of tijdens hun werk in afgesloten gebouwen waarschijnlijk nog geen vitamine D konden tanken. Dat was in eerdere eeuwen wel goed mogelijk.

Mijn conclusie was dat woonomstandigheden binnen het perspectief van de periode worden beoordeeld. Dat de woonomstandigheden van de sloebers in vergelijking met woonomstandigheden van de mensheid door de eeuwen heen niet sterk afwijkt, maar in de relativiteit van mid 19e eeuw was het schandalig.

En dan maal ik nog even verder: dit feit doet zich natuurlijk bij elke vorm van vaststelling van armoede en rijkdom voor. Armoede en rijkdom zijn zeer relatief. Dat is voor de definiëring maar minimaal bezwaarlijk. Die vergelijking gaat niet verder dan het eigen tijdsvak, maar als je daarentegen de draaglijkheid van de armoede (of de rijkdom!) wilt vaststellen, dan kijk je wel naar de flexibiliteit van de mensheid door de eeuwen heen en dan zijn armen en rijken niet zo arm of rijk meer.

Troostende gedachte vind ik dat dan. Net iets beter gefundeerd dan die achterbakse dooddoener over mensen in de derde wereld die 'zoveel minder hebben dan wij, maar toch zoveel gelukkiger zijn'.
Laat ik nu niet uit het oog verliezen dat armoede, hoe relatief ze ook is, elke poging bestreden te worden verdient.

Identiteitsverwarring

Ook dit is nog niet wat ik wilde zeggen, maar ik las terug dat ik eigenlijk heel onaardig klink over Lucia Rijker, terwijl ik tegen Lucia Rijker persoonlijk helemaal niets heb. Het achterliggende stokpaardje van me is het toedichten van een etiket waarvoor eigenlijk bepaalde 'kwaliteitseisen' staan.

Tijdens een vrijgezellenfeest waar ik eerder over schreef, raakte ik in discussie over Yvon Jaspers. Het begon allemaal met iets anders. Het vrijgezellenfeest bestond uit een dag en een nacht. De nacht was bedoeld voor wat bij trutten onderling 'keten' wordt genoemd, maar wat eigenlijk heel leuk is. We keken een aantal films, maakten grappen en lachten om niks. Terwijl wij met de bruid zaten te 'keten', had de bruidegom als vrijgezellengedoe een survivalweekend in de Ardennen. Het is een hechte vriendenclub en één van de oudste vriendinnen van de bruid heeft een vriend die weer meeging met het survivalweekend. Ik noem hem hier Krijn omdat hij in werkelijkheid ook echt zo'n ouderwetse naam heeft. Hij komt uit een orthodox protestants gezin met een stuk of 11 kinderen. Hij ziet er niet orthodox uit met zijn oorringen en het is een heel vriendelijke gast, al loopt het van mijn kant stroef omdat er weinig anders dan 'mjah, jah, mwah' uit zijn mond komt tijdens een gesprek. Goeie gozer op zich. Het ligt aan mij dat ik slecht met iemand overweg kan die geen volzinnen gebruikt. Hij bevestigde als antwoord op mijn vraag daarnaar dat hijzelf ook nog steeds een trouw protestant is.

Als je 'keet' is het verschrikkelijk geinig om met iemand anders' mobiel hartstochtelijke smsjes te sturen naar andermans vriend en dan zijn reactie af te wachten. Krijn kreeg smsjes onder pseudoniem als zou een meisje geïnteresseerd in hem zijn. Hij voelde de bui vast al hangen en stuurde smsjes dat hij bloemen in onze genitaliën wilde stoppen en ze er dan uitlikken. Mannenhumor, dronkemanspraat, provocaties om ons op stang te jagen, het zal allemaal wel. Ik hoor dan nog liever 'mjah, jah, mwah'. Ik ben een snob en zo wordt er, als het aan mij ligt, niet tegen mij gepraat.

Of ik nu een zeikerd, een hypocriet, een mierenliefhebber of gewoon een tof wijf ben, ik hoor het graag, maar ik vind dus dat met certain powers certain responsibilities komen - (c) Spiderman 1, voor al uw diepe waarheden -. Een religieus mens maakt geen opmerkingen over intieme handelingen met onbekende genitaliën. Hoe humoristisch ook. Provocatie is religieus alleen gangbaar als het dient om een religieus statement te maken en losse zeden zijn (was het maar waar) nooit religieus. Als het dronkemanspraat is, dan mag je op volwassen leeftijd toch wel concluderen dat je, religieus zijnde, dan toch maar beter niet dronken moet worden.

Religie brengt verantwoordelijkheid. Er zijn leefregels, geboden, mitswot. Religie gaat juist eerder over leefregels dan over godservaren. Helaas, ook al is godservaren van zoveel meer schoonheid dan die strikte leefregels. Wie zichzelf een christen, een boeddhist of een taoïst noemt, kortom, heeft een bepaalde standaard te bereiken. Dat verzin ik niet. Daar verplicht deze onbeduidende mens je niet toe. Dat is gewoon een feit. Wie het etiket wil dragen, moet aan de voorwaarden voldoen. Als één van jullie daar verweer tegen heeft, kom maar met me in discussie. Hier ben ik heel stellig in.

De volgende ochtend kwam op ik weet niet wat voor wijze Yvon Jaspers ter sprake. Yvon had het bij me verpest zodra ze in dienst kwam bij de KRO en plotsklaps, als ware ze door Gods hand aangeraakt, getuigde van katholiek geloof. Ze droeg ter promotie een shirt met opschrift 'I'm a Catholic Girl'. Maar daarvoor, lieve schat, moet je aan kwaliteitseisen voldoen. Zo is Yvon in mei 2005 getrouwd en kreeg ze haar eerste dochter in augustus 2005. Ongelukken zitten in kleine hoekjes, maar katholieken zorgen er dan voor dat de schade beperkt blijft en trouwen 8 of 7 maanden voor de geboorte. Yvon mag van mij seksen, werpen en trouwen dat het een lieve lust is, maar een oprecht katholiek voert dit soort acties niet uit. Niet dat ik haar werpacties nu zo nauwgezet had gevolgd. Ik merkte gewoon aan haar televisie-optreden dat ze liberaler is dan een 'catholic girl'. En dat siert haar ook, begrijp me niet verkeerd.
Er zijn leefregels. Of je ze nu leuk vindt of niet. En als je ze niet leuk vindt, dan stap je van die levensbeschouwing af en kies je er één die je beter past. Yvon Jaspers is géén Catholic Girl. Ze is iemand met een katholieke achtergrond. En dat is prima. Maar het etiket dat ze koos, past haar niet.

Ik bracht dit in stelling tijdens de kortstondige discussie met de vriendin van Krijn. Ze was het niet met me eens. Waarschijnlijk omdat ze het te strikt vindt. Ik weet dat niet zeker want de discussie stelde, zoals eerder hier gezegd, niks voor. Ik had ook helemaal geen behoefte om haar tegen me in het harnas te jagen. Maar in mijn hoofd legde ik wel het verband tussen het t-shirt van Yvon en de genitale bloemen van Krijn.

Ik schreef in mijn vorige bericht over hoe Lucia Rijker een definitie van boeddhisme aanhangt die de Boeddha zelf niet aanhing. Nu is het wel een feit dat religie gigantisch evolueert. Zo is er eigenlijk helemaal niets aan het huidige christendom dat Jezus Christus zelf heeft gepraktiseerd. Alle facetten waarmee het christendom gedefinieerd wordt, zijn van een latere datum dan het evangelie. En vraag je me eerlijk of het evangelie een afspiegeling is van werkelijke gebeurtenissen, dan moet ik je antwoorden: nee. (maar "woorden zijn de werkelijkheid', schreef ik al. Het evangelie en alle andere literatuur zijn een werkelijkheid op zich).
Dus dat boeddhisme van Lucia Rijker is een resultaat van evolutie en desalniettemin boeddhisme? Nou nee, ben ik geneigd te zeggen. Boeddhisme is wat het Oosten van boeddhisme heeft gemaakt. Zij zijn de erfgenamen. Wat het westen van boeddhisme heeft gemaakt is een pluk- en mixactie. Daar plakken zij zelf het etiket op, maar een etiket komt met leefregels. Het westers 'boeddhisme' heeft andere leefregels dan het oosters en heeft dus zijn eigen etiket. Iets als 'Westers Boeddhisme'. Maar dan wel met de onderlinge afspraak dat het deel boeddhisme in dat etiket met een korreltje zout moet worden genomen. Een beter etiket zou zijn 'Westers Boeddhisme-extract met een riante dosis humanisme'.
Moge Lucia Rijker er vooral gelukkig mee zijn. En moge bloemrijke Krijn en werkgever-trouwe Yvon zich vooral niet generen voor wat hen tevreden mensen maakt. Maar reken ze alsjeblieft niet tot die groepen wiens naam ze willen dragen, maar wiens plichten ze niet delen.

5 december 2009

Laat mij lezen of laat mij sterven

'Ledigheid is des duivels oorkussen' en 'een vrouwenhand en een paardentand mogen nooit stilstaan'. Ik kan niet goed voor me uitstaren. Proberen doe ik het vaak genoeg. Meditatie of iets dergelijks. Of in de verte staren en met mijn gedachten ergens anders zijn. Maar dat houd ik allebei niet langer dan vijf minuten vol. Onderweg een beetje mijn gedachten ordenen gaat ook niet. Ik ga malen. Spring van de hak op de tak en sta dan nooit ergens echt bij stil. Sinds tijden dronk ik om dan maar eventjes mijn constante stroom gedachten te verdoven. Dan sijpelde er maar een stuk of twee, drie mijn bemiste brein binnen.

Ik kan me niet voorstellen dat dit niet herkenbaar is (afgezien misschien van de drank). Er is geen mens die een moment helemaal nergens aan denkt. Het is juist een boeddhistische meditatietechniek om een staat te bereiken waarin helemaal niets gedacht wordt. Boeddhisten zoeken volgens mij altijd iets wat niet gevonden kan worden, daar baseren ze al die koans op, dus is het ook niet menselijk mogelijk om helemaal nergens aan te denken. Van alle levensbeschouwingen heb ik het minst begrip voor het boeddhisme. Naar mijn mening wordt het door westerlingen geromantiseerd tot een pacifistisch welzijnsethos. Geen enkele levensbeschouwing, inclusief het boeddhisme, is dat. Simpelweg omdat zo'n ethos niet met het volledige spectrum van het leven rekening houdt. Ik denk bij boeddhisme altijd aan Lucia Rijker die zichzelf boeddhist noemt, maar het dan kenschetst als iets wat de Boeddha nooit beweerd heeft.

Maar dat terzijde. Ik lees. Onderweg, wachtend, als er vijf minuutjes over zijn. Ook in de lift zou ik eigenlijk liefst een boek bij me hebben. Ik baal verschrikkelijk als er tijd verstrijkt die ik even zo goed aan lezen had kunnen besteden. Ik moet lezen. Kennis opdoen, weg zijn. Ik doe verder niets met die kennis. Ik wil alleen maar weten. Leren, inzien, doorgronden, weten.
Een in mijn ogen snobistische onhebbelijkheid is dat ik onderscheid maak tussen literatuur en lectuur. Onder literatuur schaar ik ook non-fictie, wat ik het liefste lees. En onder lectuur schaar ik de losse flodders die ik lees tussen de literatuur door omdat literatuur meer aandacht vraagt dan ik geregeld bij de overgeschoten vijf minuutjes heb.

Lectuur bestaat bij mij uit tijdschriften als Elsevier, HP/de Tijd, Vrij Nederland, elke krant die ik te pakken kan krijgen behalve de Volkskrant. Die dient alleen om mijn bevallige kont schoon te houden als ik op een vieze vloer in de trein moet zitten. Ook de Readers Digest, Allerhande, het tijdschrift van de Etos, het telefoonboek (ja, serieus, dat lees ik) en de doorsnee detective of chiklit (vreselijk woord!).

Als literatuur lees ik de auteurs die maatschappelijk erkend worden als romanciers en wetenschappelijk proza van meer of mindere kwaliteit. Ik heb geen wekelijks quotum, dat kan ik niet waarmaken, maar gemiddeld lees ik drie boeken per week in de classificatie literatuur. Mijn lectuur-inname houd ik niet bij. Mijn high score is 14 boeken in een week. Tijdens een tropische vakantie. Dat was tijdens mijn theologiestudie, toen ik gefascineerd raakte van al die achterdeurtjes en uitzonderingen op uitzonderingen in de godsdienst.

Dit klinkt alsof ik trots ben op mijn inname en dat is eigenlijk ook zo. Ik ben geen intellectueel, maar een erfelijke onhebbelijkheid is dat ik er, irrationeel, eigenlijk wel één zou willen zijn. Als ik er goed over nadenk weet ik ook wel dat je geen reet aan intellectuelen hebt, maar intellectuelen zijn wel de mensen waar ik het meest ontzag voor heb. Terwijl ik ze tegelijkertijd vaak niet uit kan staan en ze op fouten probeer te betrappen.

Daarnaast ben ik een gemankeerde bibliofiel. Van Dacobus kreeg ik laatst een onbewust compliment, toen hij zei dat ik volgens hem geen behang heb thuis, omdat het onnodig is met al die stapels boeken tegen de muur gestapeld. Ik vond 'm geweldig, maar nee, was het maar waar. Het schrift en boeken zijn de grootste rijkdom en ik ben geen rijkaard. Maar ik sta inderdaad met mijn neus tegen de etalageruit. Zo verschrikkelijk verliefd ben ik op de vorm, de bladzijden, de letters en de inkt van boeken. Ik wrijf in mijn handen bij een inhoudsopgave. Dat doe ik echt.

Boeken leveren ervaring op zonder de ervaring zelf. Ik heb me de afgelopen jaren ingeleefd in mensen die ik nooit heb ontmoet, die situaties hebben meegemaakt die ik nooit mee zal maken. Ik ben in landen geweest waar ik nooit geweest ben. Ik stil elke beginnende vorm van reislust zonder ooit een land te bezoeken. In logion 80 van de Tao Te Ching zegt Lao Tse dat tevreden mensen geen enkele behoefte hebben om te reizen. Ik voel me aangenaam gevleid bij die tekst want van mezelf heb ik nooit de behoefte om ergens heen te gaan enkel om er te zijn. En dat komt voor een belangrijk deel omdat ik al op die plaatsen kom via boeken.

Ik zou niet weten wat ik met mijn tijd zou doen als ik niet of slecht kon lezen. Ik heb dan ook geen enkel begrip voor mensen die niet van lezen houden. Daar kan ik me absoluut niet in verplaatsen. Dan is er eigenlijk wel iets mis met je. Ik ben zelf dyscalculist, maar dyslectici snap ik niet. Woorden zijn de werkelijkheid. In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God (joh. 1).

Overigens was dit helemaal niet de tekst die ik wilde schrijven. Maar wel leuk dat ik eenmaal begonnen niet meer op kon houden. Wat ik werkelijk wilde vertellen, komt dan nog wel.

De titel is een variatie op een uitspraak die ik met hart en ziel onderschrijf.

Republikein, alleen al uit principe

Op mijn eindexamen Nederlands moest ik een essay schrijven waarin een standpunt verdedigd moest worden (ik weet dankzij mijn schrijfcursus van afgelopen oktober dat essays allerlei stijlen kunnen hebben, waaronder dat van een pleidooi). Volgens mij moest ik uit drie onderwerpen kiezen, maar het was een eitje want één lag zeer voor de hand: pro of contra het koningshuis.

Omdat ik sinds mijn jongste jaren een groot zwak heb voor mode en sieraden en dames in vorstenhuizen het voorrecht hebben daar erg mooie exemplaren van te dragen, had ik in mijn tienerjaren (ik geef het hier heel eerlijk en voor het eerst toe) een abonnement op het kritiekloze maar met foto's goed gevulde maandblad Vorsten. En als je dat toch met smaak door zit te bladeren, lees je ook de artikelen. Om de haverklap stond er wel een artikel in dat de functie en waarde van een monarchie verdedigde. Ik heb dan ook dat essay op de automatische piloot geschreven. In die dagen was ik niet te karaktiseren als anti-monarchistisch. Die dames hadden waarde voor me. Ik was alleen niet oranjegezind. Want als je de mogelijkheid hebt om de beste ontwerpen van Nederland te dragen, waarom dan toch die hobbezakken, Beatrix? Volgens mijn moeder diende die grote zakken en schoudervullingen om het tafelzilver in mee te kunnen jatten. Mijn ouders zijn ook niet oranjegezind. Maar dat is in katholieke kringen toch al geen vanzelfsprekendheid.

Iets volwassener geworden in de loop der jaren en iets meer dan gemiddeld intelligent naar Nederlandse maatstaven (maar helaas ook niet veel meer dan dat) merkte ik dat overerfd koningsschap niet gepaard gaat met overerfd intellect. En tegelijkertijd vroeg ik me, zo egalitair en modern Europees, meer en meer af welk talent de koningslieden dan het voorrecht had gegeven om er met weinig eigen investering zo goed bij te lopen.

Ik weet het; het antwoord is heel simpel. Er komt geen talent aan te pas. Alleen het etiket dat er sinds de geboorte op is geplakt. Ik ken de hele riedel van het antwoord. Sinds mijn tienerjaren. Dat het zwaar is voor ze dat ze niet gewaardeerd worden om zichzelf. Dat ze de economie een flinke boost geven omdat het in elk buitenland nu eenmaal beter klinkt om een koning(in) op staatsbezoek te hebben dan een president. Dat de belachelijke kosten (we betalen niet alleen een salaris, maar we betalen daarnaast ook hun vaste lasten die ze eigenlijk met dat salaris zouden moeten betalen) ruimschoots worden overschreden door de opbrengsten die in de schaduw van zo'n staatsbezoek worden gecasht door het Nederlandse bedrijfsleven. En ik weet ook dat het hypocriet is te zeggen dat iets niet meer van deze tijd is, terwijl het feit dat iets nog steeds bestaat al afdoende bewijs is dat iets van deze tijd is.

Maar tegenwoordig, idealiter tegenwoordig, wil je dat bestuurders die mensen zijn, die het slimst gebleken zijn. Of dat huichelachtig slim, boerenslim of nuchter slim is, maakt niet eens uit. Aan dombo's heb je op sommige plekken nog minder dan op andere.

En dan laat ik de tientallen verdere argumenten tegen de monarchie buiten beschouwing. Nu alleen mijn meest principiële (tjezus, woordgrap) argument. Want dat maakt deze tekst dan nog relatief kort.

Ik wil simpelweg een president omdat diegene dan moeite voor die plek heeft gedaan. Een proeve van bekwaamheid heeft afgelegd. Ook al is die proeve misschien een proeve van gekonkel en smeerlapperij geweest. Een dief is een moreel laakbare strateeg, maar nog wel een strateeg. Uit principe hecht ik meer waarde aan de strooptocht die Berlusconi afgelegd heeft, of de moorddadige ambitie van Poetin dan aan het gemuts van de Oranjes. Want waar Willem-Alexander zich ook uiteindelijk nog een beetje in heeft willen bewijzen, heeft hij wel keer op keer geblunderd. Voor een kwartje geboren, blijkt hij minder waard dan wij dubbeltjes.