5 december 2009

Laat mij lezen of laat mij sterven

'Ledigheid is des duivels oorkussen' en 'een vrouwenhand en een paardentand mogen nooit stilstaan'. Ik kan niet goed voor me uitstaren. Proberen doe ik het vaak genoeg. Meditatie of iets dergelijks. Of in de verte staren en met mijn gedachten ergens anders zijn. Maar dat houd ik allebei niet langer dan vijf minuten vol. Onderweg een beetje mijn gedachten ordenen gaat ook niet. Ik ga malen. Spring van de hak op de tak en sta dan nooit ergens echt bij stil. Sinds tijden dronk ik om dan maar eventjes mijn constante stroom gedachten te verdoven. Dan sijpelde er maar een stuk of twee, drie mijn bemiste brein binnen.

Ik kan me niet voorstellen dat dit niet herkenbaar is (afgezien misschien van de drank). Er is geen mens die een moment helemaal nergens aan denkt. Het is juist een boeddhistische meditatietechniek om een staat te bereiken waarin helemaal niets gedacht wordt. Boeddhisten zoeken volgens mij altijd iets wat niet gevonden kan worden, daar baseren ze al die koans op, dus is het ook niet menselijk mogelijk om helemaal nergens aan te denken. Van alle levensbeschouwingen heb ik het minst begrip voor het boeddhisme. Naar mijn mening wordt het door westerlingen geromantiseerd tot een pacifistisch welzijnsethos. Geen enkele levensbeschouwing, inclusief het boeddhisme, is dat. Simpelweg omdat zo'n ethos niet met het volledige spectrum van het leven rekening houdt. Ik denk bij boeddhisme altijd aan Lucia Rijker die zichzelf boeddhist noemt, maar het dan kenschetst als iets wat de Boeddha nooit beweerd heeft.

Maar dat terzijde. Ik lees. Onderweg, wachtend, als er vijf minuutjes over zijn. Ook in de lift zou ik eigenlijk liefst een boek bij me hebben. Ik baal verschrikkelijk als er tijd verstrijkt die ik even zo goed aan lezen had kunnen besteden. Ik moet lezen. Kennis opdoen, weg zijn. Ik doe verder niets met die kennis. Ik wil alleen maar weten. Leren, inzien, doorgronden, weten.
Een in mijn ogen snobistische onhebbelijkheid is dat ik onderscheid maak tussen literatuur en lectuur. Onder literatuur schaar ik ook non-fictie, wat ik het liefste lees. En onder lectuur schaar ik de losse flodders die ik lees tussen de literatuur door omdat literatuur meer aandacht vraagt dan ik geregeld bij de overgeschoten vijf minuutjes heb.

Lectuur bestaat bij mij uit tijdschriften als Elsevier, HP/de Tijd, Vrij Nederland, elke krant die ik te pakken kan krijgen behalve de Volkskrant. Die dient alleen om mijn bevallige kont schoon te houden als ik op een vieze vloer in de trein moet zitten. Ook de Readers Digest, Allerhande, het tijdschrift van de Etos, het telefoonboek (ja, serieus, dat lees ik) en de doorsnee detective of chiklit (vreselijk woord!).

Als literatuur lees ik de auteurs die maatschappelijk erkend worden als romanciers en wetenschappelijk proza van meer of mindere kwaliteit. Ik heb geen wekelijks quotum, dat kan ik niet waarmaken, maar gemiddeld lees ik drie boeken per week in de classificatie literatuur. Mijn lectuur-inname houd ik niet bij. Mijn high score is 14 boeken in een week. Tijdens een tropische vakantie. Dat was tijdens mijn theologiestudie, toen ik gefascineerd raakte van al die achterdeurtjes en uitzonderingen op uitzonderingen in de godsdienst.

Dit klinkt alsof ik trots ben op mijn inname en dat is eigenlijk ook zo. Ik ben geen intellectueel, maar een erfelijke onhebbelijkheid is dat ik er, irrationeel, eigenlijk wel één zou willen zijn. Als ik er goed over nadenk weet ik ook wel dat je geen reet aan intellectuelen hebt, maar intellectuelen zijn wel de mensen waar ik het meest ontzag voor heb. Terwijl ik ze tegelijkertijd vaak niet uit kan staan en ze op fouten probeer te betrappen.

Daarnaast ben ik een gemankeerde bibliofiel. Van Dacobus kreeg ik laatst een onbewust compliment, toen hij zei dat ik volgens hem geen behang heb thuis, omdat het onnodig is met al die stapels boeken tegen de muur gestapeld. Ik vond 'm geweldig, maar nee, was het maar waar. Het schrift en boeken zijn de grootste rijkdom en ik ben geen rijkaard. Maar ik sta inderdaad met mijn neus tegen de etalageruit. Zo verschrikkelijk verliefd ben ik op de vorm, de bladzijden, de letters en de inkt van boeken. Ik wrijf in mijn handen bij een inhoudsopgave. Dat doe ik echt.

Boeken leveren ervaring op zonder de ervaring zelf. Ik heb me de afgelopen jaren ingeleefd in mensen die ik nooit heb ontmoet, die situaties hebben meegemaakt die ik nooit mee zal maken. Ik ben in landen geweest waar ik nooit geweest ben. Ik stil elke beginnende vorm van reislust zonder ooit een land te bezoeken. In logion 80 van de Tao Te Ching zegt Lao Tse dat tevreden mensen geen enkele behoefte hebben om te reizen. Ik voel me aangenaam gevleid bij die tekst want van mezelf heb ik nooit de behoefte om ergens heen te gaan enkel om er te zijn. En dat komt voor een belangrijk deel omdat ik al op die plaatsen kom via boeken.

Ik zou niet weten wat ik met mijn tijd zou doen als ik niet of slecht kon lezen. Ik heb dan ook geen enkel begrip voor mensen die niet van lezen houden. Daar kan ik me absoluut niet in verplaatsen. Dan is er eigenlijk wel iets mis met je. Ik ben zelf dyscalculist, maar dyslectici snap ik niet. Woorden zijn de werkelijkheid. In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God (joh. 1).

Overigens was dit helemaal niet de tekst die ik wilde schrijven. Maar wel leuk dat ik eenmaal begonnen niet meer op kon houden. Wat ik werkelijk wilde vertellen, komt dan nog wel.

De titel is een variatie op een uitspraak die ik met hart en ziel onderschrijf.

Geen opmerkingen: