Op mijn eindexamen Nederlands moest ik een essay schrijven waarin een standpunt verdedigd moest worden (ik weet dankzij mijn schrijfcursus van afgelopen oktober dat essays allerlei stijlen kunnen hebben, waaronder dat van een pleidooi). Volgens mij moest ik uit drie onderwerpen kiezen, maar het was een eitje want één lag zeer voor de hand: pro of contra het koningshuis.
Omdat ik sinds mijn jongste jaren een groot zwak heb voor mode en sieraden en dames in vorstenhuizen het voorrecht hebben daar erg mooie exemplaren van te dragen, had ik in mijn tienerjaren (ik geef het hier heel eerlijk en voor het eerst toe) een abonnement op het kritiekloze maar met foto's goed gevulde maandblad Vorsten. En als je dat toch met smaak door zit te bladeren, lees je ook de artikelen. Om de haverklap stond er wel een artikel in dat de functie en waarde van een monarchie verdedigde. Ik heb dan ook dat essay op de automatische piloot geschreven. In die dagen was ik niet te karaktiseren als anti-monarchistisch. Die dames hadden waarde voor me. Ik was alleen niet oranjegezind. Want als je de mogelijkheid hebt om de beste ontwerpen van Nederland te dragen, waarom dan toch die hobbezakken, Beatrix? Volgens mijn moeder diende die grote zakken en schoudervullingen om het tafelzilver in mee te kunnen jatten. Mijn ouders zijn ook niet oranjegezind. Maar dat is in katholieke kringen toch al geen vanzelfsprekendheid.
Iets volwassener geworden in de loop der jaren en iets meer dan gemiddeld intelligent naar Nederlandse maatstaven (maar helaas ook niet veel meer dan dat) merkte ik dat overerfd koningsschap niet gepaard gaat met overerfd intellect. En tegelijkertijd vroeg ik me, zo egalitair en modern Europees, meer en meer af welk talent de koningslieden dan het voorrecht had gegeven om er met weinig eigen investering zo goed bij te lopen.
Ik weet het; het antwoord is heel simpel. Er komt geen talent aan te pas. Alleen het etiket dat er sinds de geboorte op is geplakt. Ik ken de hele riedel van het antwoord. Sinds mijn tienerjaren. Dat het zwaar is voor ze dat ze niet gewaardeerd worden om zichzelf. Dat ze de economie een flinke boost geven omdat het in elk buitenland nu eenmaal beter klinkt om een koning(in) op staatsbezoek te hebben dan een president. Dat de belachelijke kosten (we betalen niet alleen een salaris, maar we betalen daarnaast ook hun vaste lasten die ze eigenlijk met dat salaris zouden moeten betalen) ruimschoots worden overschreden door de opbrengsten die in de schaduw van zo'n staatsbezoek worden gecasht door het Nederlandse bedrijfsleven. En ik weet ook dat het hypocriet is te zeggen dat iets niet meer van deze tijd is, terwijl het feit dat iets nog steeds bestaat al afdoende bewijs is dat iets van deze tijd is.
Maar tegenwoordig, idealiter tegenwoordig, wil je dat bestuurders die mensen zijn, die het slimst gebleken zijn. Of dat huichelachtig slim, boerenslim of nuchter slim is, maakt niet eens uit. Aan dombo's heb je op sommige plekken nog minder dan op andere.
En dan laat ik de tientallen verdere argumenten tegen de monarchie buiten beschouwing. Nu alleen mijn meest principiële (tjezus, woordgrap) argument. Want dat maakt deze tekst dan nog relatief kort.
Ik wil simpelweg een president omdat diegene dan moeite voor die plek heeft gedaan. Een proeve van bekwaamheid heeft afgelegd. Ook al is die proeve misschien een proeve van gekonkel en smeerlapperij geweest. Een dief is een moreel laakbare strateeg, maar nog wel een strateeg. Uit principe hecht ik meer waarde aan de strooptocht die Berlusconi afgelegd heeft, of de moorddadige ambitie van Poetin dan aan het gemuts van de Oranjes. Want waar Willem-Alexander zich ook uiteindelijk nog een beetje in heeft willen bewijzen, heeft hij wel keer op keer geblunderd. Voor een kwartje geboren, blijkt hij minder waard dan wij dubbeltjes.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten