10 oktober 2010

Bezwering

Mijn moeder houdt niet van dieren. We hebben nooit huisdieren gehad. Af en toe lieten mijn jongere broer en ik de hond van de buren uit (mijn broer is wel gek op dieren) maar meer ben ik niet met dieren in aanraking geweest. Mijn echtgenoot is er wel mee opgegroeid. We hebben dan ook een vachtrijke, communicatiearme huisgenoot en die heeft ervoor gezorgd dat ik toch aan één dier gehecht ben geraakt. Ik hoop voor mij dat ze het leven nog een tijdje volhoudt maar ik hoop voor haar, ze is chronisch ziek, dat ze binnenkort een seintje geeft dat de dierenarts gebeld moet worden.

Mijn echtgenoot houdt ook van dierentuinen. Dat heb ik al helemaal niet van huis uit meegekregen. Mijn moeder vindt dierentuinen dieronterend. Het argument dat dierentuinen met hun fokprogramma's de natuur een handje helpen vindt ze ook een kulredenering: die dieren komen te vaak nooit in de vrije natuur terecht. Wat heb je aan het instandhouden van een bloedlijn als die lijn de dagen slijt in gevangenschap? Ik ben in mijn jeugd één keer in een dierentuin geweest. Met een schoolreisje waarvoor mijn moeder zich bewust niet als begeleider heeft aangemeld.

Inmiddels is mijn dierentuinbezoek behoorlijk opgeschroefd. Alle grote dierentuinen van Nederland en de Zoo van Antwerpen hebben we bezocht. Voor onze aanstaande vakantie staat de plaatselijke dierentuin ook weer op het programma. Ja, ik vind de dieren in de dierentuinen interessant genoeg om te gaan kijken, al ben ik het met mijn moeder eens dat dierentuinen contradicties zijn.

Lang heeft de dierentuin van Arnhem op ons verlanglijstje gestaan. Het is voor ons niet naast de deur (en het heeft geen klederdracht zoals het naastgelegen openluchtmuseum) dus eerder zijn we niet gegaan. Maar de reputatie van Arnhem is groot. Het bleek ook een mooi ingerichte dierentuin. Groot opgezet, ruime verblijven, een aantal dieren waar ik nog nooit van had gehoord en goed zicht.

Arnhem heeft een loopbrug die zicht geeft op de giraffen aan de ene kant en roofkatten aan de andere kant. Het is een prettige stiefel, maar de loopbrug zelf leidt nergens naartoe. Aan het eind van het hout moet je omkeren en teruglopen. Het was bij het teruglopen dat ik tegenliggers hoorde klagen over iets wat ze net hadden gezien. Dat het ongelooflijk stom was. En vlak na hen zag ik een grote groep samengedrommen mensen. De eerste regel die dan in mijn hoofd opkomt is: "doorlopen, niet bij de kudde gaan staan". Vooral natuurlijk vanwege mijn misplaatste, arrogante gevoel van verhevenheid bij volksgebeuren. We liepen door, maar mijn echtgenoot overzag de situatie beter en wilde zijn telefoon pakken om het noodnummer te bellen. Een vrouw zei hem dat er al was gebeld en dat er een verpleegkundige ter plaatse gevonden was. We konden doorlopen. Terwijl de vrouw dat zei, zag ik een baby met een roze hansop plat op (neem ik aan) haar rug liggen terwijl ze mond op mond beademd werd. Ik voelde toen pas de angst van de groep om mij heen, het kippenvel op mijn armen en de adem die ik vasthield.

We liepen uiteraard door, maar dat doe je ook maar een meter of tien, twintig. Uit de buurt, om geen obstakel te vormen, maar ondertussen peinzend of je niet iets kunt doen. Het duurde maar. De loopbrug is achterin het park en het is zeker geen straat waar de ambulance makkelijk naar verwezen kan worden. Personeel was al wel ter plaatse, maar die kunnen niet beter wat een verpleegkundige kan doen. We staarden naar het veld van de giraffen, maar het was niet dat we daar eigenlijk iets zagen. Uit machteloosheid, uit de primaire behoefte iets te doen, deed ik wat mijn niet-voorheen-katholieke echtgenoot niet kon doen: ik sloeg een kruisje. Meteen me realiserend dat ik niet meer geloof dat het uitmaakt. Het voelde in ieder geval alsof ik iets deed. Ik bemerkte zelfs de vrees dat God mijn kruisteken zou verwerpen omdat Hij weet dat ik niet meer in Hem geloof. Vreemd, bijna komisch hoe die redenering dan opkomt. En het hielp voor mij, zoals het vroeger altijd hielp. Ik bezwoer de situatie voor mijzelf. Voelde iets van controle. Voelde de macht om iets af te mogen smeken bij God, ook al realiseerde ik me direct mijn overtuiging dat er niet af te smeken is.

De ambulancemotor kwam laat. Ik weet niet of het te laat was. We zijn weggegaan zodra we de rust voelden dat er hulp met professionele middelen was gearriveerd. Het was logisch dat het lang duurde. Het was helemaal achterin het park. Terwijl we wegliepen hoorden we iemand zeggen dat het kindje een stukje chips had gekregen en zich daarin had verslikt. Wat een ellendige situatie. Wat moeten de ouders zich akelig en schuldig hebben gevoeld en als het slecht is afgelopen voelen ze zich dat waarschijnlijk nog. Op een zonnig middagje uit kan het misschien over zijn.

Geen opmerkingen: