"Eens gaf een man een groot feestmaal met wel duizend gasten. Toen iemand vis en gevogelte aanbood, zei de gastheer waarderend: 'De hemel is inderdaad gul voor de mensen door hen granen, vis en gevogelte te geven.' De vele gasten waren het hiermee eens.
Een jongen van ongeveer twaalf jaar, die in een hoek van de eetzaal zat, kwam echter naar voren en zei tot de gastheer: 'Het is niet zoals u zegt, mijnheer. Alle levende wezens in het universum zijn schepsels, die aan ons gelijk zijn. Geen soort is hoger of lager in rang dan een ander. Het is alleen zo, dat zij elkaar overheersen door verschil in intelligentie en kracht. Zij eten elkaar, maar dat betekent niet dat zij voorgebracht werden ter wille van de ander. De mensen nemen wat zij kunnen eten en eten het op, maar betekent dat, dat de hemel dat voor de mensen voortbracht? Zou dat betekenen, daar een mug door de huid heen prikt en tijgers en wolven vlees eten, dat de hemel de mensen schiep voor de muggen en vlees voor de tijgers en wolven?"- Uit de Liezi in de vertaling van Thomas Cleary
Geen opmerkingen:
Een reactie posten