Er leefde ooit een groot en beroemd krijgsman. Regelmatig kwamen er jongeren bij hem op opgeleid te worden. Op een dag kwam een jonge krijger bij het huis van de man aan. Hij was vastbesloten de eerste te zijn die de oude krijger zou verslaan. Behalve sterk was de jonge krijger ook sluw en wist hij iedere zwakheid van zijn tegenstander uit te buiten. Hij had de gewoonte om te wachten tot die als eerste in de aanval ging, om te zien waar zijn zwakheden lagen, en sloeg dan met genadeloze kracht en snelheid toe. Niemand had het in een gevecht lang tegen hem uitgehouden. Tegen de raad van zijn bezorgde studenten in, accepteerde de oude krijger de uitdaging van zijn jongere opponent.
Toen de twee, klaar voor het gevecht, tegenover elkaar stonden, begon de jonge uitdager de oude krijger uit te schelden en grove beledigingen naar zijn hoofd te slingeren. Hij ging ook, letterlijk, met modder gooien en spuugde hem verschillende keren in het gezicht. Urenlang bleef hij zo doorrazen. Maar de oude krijger reageerde niet. Kalm en bewegingsloos liet hij de storm over zich heen komen. Toen de jonge krijger zichzelf ten slotte had uitgeput, gaf hij het op. Beschaamd draaide hij zich om en stapte van de gevechtsplaats af.
Ontdaan en teleurgesteld over het feit dat hun meester zich in het openbaar zo vreselijk had laten beledigen en vernederen, kwamen de studenten om hem heen staan en vroegen hem: "Hoe kon u dat nu over u heen laten gaan? Zoiets vernederends! Waarom hebt u dat allemaal over uzelf laten zeggen?"
De man zweeg eerst een tijdje, ondertussen elk van zijn studenten diep in de ogen kijkend. Toen antwoordde hij: "Als iemand je iets wil geven, maar je neemt het niet aan, van wie is het dan?"
- Uit: Het Geluk van Tao / Erich en Leo Kaniok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten