10 december 2010

De waarheidsvraag

"In de tegenwoordig welig tierende debatten over de islam neemt men doorgaans heftig standpunt in tegenover de vraag: is de islam goed, of is hij misdadig? Ooit zou men de islam afgewezen hebben als een "dwaalleer"of een "ketterij", een afwijking van het "ware" geloof; maar vandaag verwerpt men in de islam alleen nog de beweerde "onverdraagzaamheid" of "vrouwonvriendelijkheid". De waarheidsvraag is nauwelijks nog aan de orde. Nochtans gaat die logisch vooraf aan de vraag naar goed of fout. Mocht de kernleer van de islam waar zijn, dan zou dat feit zelf een dosis onverdraagzaamheid jegens misleidende alternatieven wel eens kunnen rechtvaardigen. En als Mohammed écht Gods woord sprak, dan zou zijn leer over de ongeschiktheid van de vrouw wel eens juister en uiteindelijk weldadiger kunnen zijn dan de door mensen bedachte nieuwlichterijen over seksegelijkheid.
In de discussies over het boeddhisme geldt iets dergelijks: critici proberen aan te tonen dat het iets fouts gedaan heeft, of dat zijn beweerde deugden overdreven of zelfs mythen zijn. Men focust op de vraag: goed of fout? Zelden op de vraag: is de boeddhistische leer waar of onwaar?
In het religieuze domein gelden waarheidsvragen als theologische haarklieverij, niets voor moderne en nog minder voor postmoderne mensen. In de kringen die zich tot het boeddhisme aangetrokken voelen heerst bovendien een anti-intellectueel vooroordeel. Men neemt er aan dat zen en andere vormen van boeddhisme de neus ophalen voor zoiets mentaals als de waarheidsvraag. Alleen de praktijk zou tellen.
Ziedaar dus een groot misverstand over de relatie tussen theorie en praktijk. Natuurlijk is het in meditatie de praktijk die resultaten geeft. De theorie is alleen maar de dienstmeid van de praktijk, zoals de landkaart maar een instrument is voor de eigenlijke reis. Maar zonder een goede landkaart zal de reis je niet naar je doel leiden. Voor of terwijl je aan de praktijk begint, moet je een begrip krijgen van wat het juist is dat je gaat beoefenen, welk probleem je ermee oplost, of hoe die praktijk je naar het doel leidt. In India en China is het vanzelfsprekend dat je samen met de praktijk de theorie leert, ondermeer door lange oude teksten van buiten te leren.
 Westerse dwepers met het daoïsme beweren graag dat "zij die erover spreken, er niets van weten", terwijl "zij die weten, er niet over spreken". Het zou alleen om een gevoel gaan en intellectuele spinsels met waarheidswaarde zouden hopeloos naast de kwestie zijn. Feit is echter dat een daoïst in China een daoshi genoemd wordt, een "dao-geleerde", en dat de daoïstische canon (net als de boeddhistische) ettelijke boekenschabben vult. Grondlegger Lao Zi was uitgerekend een archivaris, zo boekenwurm als maar kan."
Ja, die laatste zin heb ik er bewust in gehouden. Uit: De Donkere Zijde van het Boeddhisme van Koenraad Elst. Deze passage kwam als geroepen nadat ik vlak daarvoor dit las en (over)schreef. En hier beloofde ik al er op terug te komen. Gelukkig is lezen vereist.

Geen opmerkingen: