1 juli 2012

Geliefd

Er is altijd een moment in een activiteit, zodra de introductie achterwege is, dat je herkent als het tijdstip dat de gang erin kwam. Dat tijdstip was op het symposium van vorige week het moment dat Katie ons zei dat we allemaal 'loving, loveable, loved' zijn. Als een mitrailleurvuur kwam daar achteraan haar uitleg, waarin deze drievuldigheid regelmatig werd herhaald. Je voelde dat de zaal de adem even inhield en de kopjes schuin omhoog staken om de oren te spitsen. Ik voelde een alarmerende rilling langs mijn ruggengraat gaan.

Dat kwam niet door de groep om me heen. Over hen ga ik zeker nog een blogpost schrijven. Het kwam door die drie woorden. Ik wilde naar achteren schuiven en buiten de door Katie bedoelde kring vallen. Ik ben niet loving, loveable, loved. Wil ik niet zijn. Wil ik niet horen.

"De liefde van God", zei de Anonieme laatst aan de telefoon en datzelfde moment voelde ik diezelfde rilling. Ik wil dat helemaal niet horen. Eerst alleen al logisch: hoe zou dat mogelijk zijn? Die liefde van God voor zes miljard mensen, waarvan hij een groot deel niet verteld heeft over die oh zo essentiële zoon van hem. Als hij daarvoor leunt op onze taak om het verhaal door te vertellen, zou hij ons dan niet inmiddels een flinke schop onder onze kont moeten geven? En ja ja, daar is de allergrootste vraag weer, hoe rijmt hij zijn liefde voor ons met parasieten, natuurrampen en hoe stompzinnig wij elkaar zoveel aan doen?
Ik wil helemaal niet geliefd zijn, want ik zou mezelf ook niet liefhebben als ik mij niet was. Sterker nog, ik ben mij en heb mij niet erg lief. Waar moet ik die liefde aan verdiend hebben? Hoor ik daar het woord genade? Ik ben door hemzelf hier neergezet, zonder dat daar enige verdienste mijnerzijds aan vooraf is gegaan en dan mag ik het als een genadegave beschouwen dat hij mij daar ook nog eens bij lief heeft. Daar zou ik ook nog eens dankbaar voor mogen zijn. Niets hiervan was mijn eigen keuze en niets van mij is er reden toe voor hem om mij lief te hebben. Hij heeft zijn eigen wérk lief. Als een man met een miniatuurspoorbaan die hij zelf bij elkaar heeft zitten lijmen. Hij heeft de rollen lief die wij voor hem spelen. Zoiets zou het logischerwijs moeten zijn. Meer kan niet.

Als ik loved was zouden mensen naar mij om zien. Niet om mijn aandacht te vragen maar om aandacht aan mij te schenken. Als wij mensen loved zijn door God, dan kloot hij toch niet zo sarcastisch met ons aan? Dan liet hij ons toch het speelveld zien? En als ik loveable was, dan zou ik dat toch moeten kunnen herkennen. Ik ben het meest in mijn gezelschap en ik vind mijn gezelschap bijster onaangenaam. Zeker niet loveable. Als ik loving was naar mijn medemensen, waarom heb ik dan zo'n grafhekel aan gezelschap? Als ik loving was naar God, dan zou ik hem toch niet steeds willen beproeven?

Geen opmerkingen: