Eerder citeerde ik hier al een deel uit Een Geschiedenis van onze Goden van Frederic Lenoir. Ik heb voor mezelf nog een korte samenvatting geschreven van de weergave die Lenoir geeft van de religiegeschiedenis. Die zet ik hier graag neer in chronologische volgorde:
De jagers-verzamelaars beschouwen hun relatie met geesten een ruilhandel, waarbij ieder naar tevredenheid zijn deel krijgt. De jager doodt een dier en brengt daarvoor een offer.
De boeren krijgen de indruk dat zij mee moeten werken om de loop der seizoenen goed te laten draaien. Men vereert de vruchtbaarheid via een godin, omdat vrouwen baren.
Zodra er handel, verdediging en verovering plaats gaat vinden, geeft de godin geen weergave van de praktijk meer. Er komt langzaam maar zeker een pantheon met langzaam maar zeker een mannelijke oppergod.
In de spiltijd komt het idee van het individu op. Waarom dat juist dan is, maakt dit boek niet duidelijk. In De Grote Transformatie probeert Karen Armstrong daar wel de redenen voor te achterhalen. Lenoir stelt dat men vanwege dat individualistisch idee hunkert naar een individueel beleefd verlossingsgeloof waarbij men via geboden en inwijdingen een verlichtingsniveau bereikt.
Lenoir bestrijdt het in de negentiende eeuw opgekomen idee dat atheïsme het logische vervolg is op het individuele verlossingsgeloof.
Ik moet wel zeggen dat Lenoir een andere voorstelling van het daoïsme en het confucianisme geeft dan ik uit meerdere boeken ken. Hij is, waarschijnlijk vanwege de lengte van het boek, kort door de bocht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten