Ach, ik ben toch al oud spul aan het posten. Via Facebook kwam ik aan een filmpje van een speech van Stephen Fry waarin hij zijn bezwaren tegenover de katholieke kerk uitlegt. Dat doet hij goed. Zeer eloquente man. Even tussendoor heeft hij het over de ban van Galileo. Daar baal ik iedere keer van: de mythe dat Galileo in isolement zou zijn gezet omdat hij het wereldbeeld veranderde. De oorzaak van de kerkelijke isolatie lag helemaal niet bij de wetenschap. Ik begrijp wel dat het cool klinkt, maar het was gewoon een machtsstrijd tussen mecenas en infuusontvanger. Urbanus VIII ondersteunde Galileo financieel en Galileo vond het onderdanige karakter, welke zo'n relatie tussen beschermheer en beschermeling altijd heeft, erg onprettig.
Ik heb jaren geleden een tekst op Het Forum neergezet die ik niet zelf heb geschreven. Ja, de tekst is afkomstig van catholic.com en niet van een onafhankelijke derde, maar in tegenstelling tot de schijn die dezer dagen gewerkt wordt van de leugenachtige houding van de kerk, word er ook vaak historisch juiste informatie gegeven. Ik plaats de tekst nu hier, want hier is het beter terugvindbaar dan op een forum.
Afkomstig van http://www.catholic.com/library/Galileo_Controversy.asp
(oh ja, de toon van 'wij worden in de hoek gedrukt door mensen die ons haten, zogenoemde anti-katholieken' zit er wel in. Lees er overheen svp. Vertrouw me dat de tekst goed is)
---------------------------
Algemeen wordt aangenomen dat de Katholieke Kerk Galileo vervolgde vanwege zijn verlaten van de geocentrische (aarde als middelpunt) kijk op het zonnestelsel ten gunste van het heliocentrisch (zon als middelpunt) model.
De Galileo zaak wordt, door vele anti-Katholieken, geacht te bewijzen dat de Kerk de wetenschap verafschuwt, weigert om verouderde leeruitspraken te verwerpen en niet onfeilbaar is. Dit traktaat biedt een korte uiteenzetting over wat er werkelijk gebeurde met Galileo.
Antiwetenschappelijk?
De Kerk is niet antiwetenschappelijk. Zij heeft wetenschappelijk onderzoek eeuwenlang ondersteund. In Galileo’s tijd beschikten de Jezuïeten over een hoog gerespecteerde groep astronomen en wetenschappers in Rome. Bovendien ontvingen veel aanzienlijke wetenschappers aanmoediging en ondersteuning van de Kerk en van individuele kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders. Veel van de wetenschappelijke vooruitgang gedurende deze periode werd ofwel bewerkstelligd door de clerus of was het gevolg van kerkelijke ondersteuning.
Nicolaus Copernicus droeg zijn meest beroemde werk, “The Revolution Of The Celestial Spheres”, waarin hij een uitstekende beschrijving gaf van de heliocentriciteit, op aan paus Paulus III. Copernicus vertrouwde dit werk toe aan Andreas Osiander, een Lutheraanse dominee die wist, dat de protestantse reactie negatief zou zijn, aangezien Maarten Luther de nieuwe theorie veroordeeld had, en, als resultaat, het boek veroordeeld zou worden. Osiander schreef een voorwoord in het boek, waarin heliocentrisme (zon als middelpunt) slechts gepresenteerd werd als een theorie die de bewegingen van de planeten eenvoudiger zou verklaren dan de geocentrisme theorie (aarde als middelpunt) deed – wat overigens niet Copernicus intentie was.
Tien jaar eerder dan Galileo, publiceerde Johannes Kepler een heliocentrisch werk dat voortborduurde op Copernicus’ werk. Het resultaat was, dat Kepler ook oppositie ondervond onder zijn collega-protestanten vanwege zijn heliocentrische kijk en een welkome ontvangst kreeg onder sommige Jezuïeten die bekend waren vanwege hun wetenschappelijke prestaties.
Hangend aan traditie?
Anti-katholieken halen vaak de Galileo-zaak aan als een voorbeeld van de weigering van de Kerk om gedateerde of incorrecte leerstellingen te verlaten en de hang aan een “traditie”. Ze realiseren zich niet, dat de rechters die de Galileo-zaak behandelden niet de enige mensen waren die een geocentrische kijk op het universum hadden. Het was ook de gevestigde visie onder wetenschappers in die tijd.
Eeuwen eerder had Aristoteles het heliocentrisme weerlegd en in Galileo’s tijd onderschreef bijna elke wetenschapper deze geocentrische kijk. Copernicus zag gedurende enige tijd af van het publiceren van zijn heliocentrische kijk, niet uit angst voor censuur van de kerk, maar uit angst om belachelijk te worden gemaakt door zijn collega’s.
Ten onrechte geloven veel mensen dat Galileo heliocentriciteit bewees. Hij kon echter geen antwoord geven op het sterkste tegenargument dat bijna tweeduizend jaar eerder kwam van Aristoteles: Als heliocentrisme waar zou zijn, dan zouden er waarneembare parallelle veranderingen in de positie van de sterren moeten zijn, aangezien de aarde bewoog in haar baan om de zon.
Echter, gegeven de stand van de technologie in Galileo’s tijd, kon geen van zulke veranderingen in deze posities worden waargenomen. Het zou meer gevoelige meetinstrumenten vereisen dan voorhanden waren in Galileo’s tijd om het bestaan van deze veranderingen aan te tonen vanwege de grote afstand van de sterren. Tot dan suggereerde het beschikbare bewijsmateriaal dat de sterren waren gefixeerd op hun posities in relatie tot de aarde en, daarom, dat de aarde en de sterren niet bewogen in de ruimte, maar dat alleen de ster, maan en planeten dat deden.
Aldus slaagde Galileo er niet in de theorie te bewijzen vanwege de Aristoteliaanse stand van de wetenschap in zijn tijd.
In zijn “brief aan de Groothertogin Christina” en ook in andere documenten, beweerde Galileo dat de theorie van Copernicus behoefte had aan een “verstandelijke bewijsvoering” volgens de Aristoteliaanse wetenschap, maar de meesten wisten dat zulke bewijsvoering niet vlug op handen was. De meeste astronomen waren in die tijd niet overtuigd van de grote afstand van de sterren die de Copernicaanse theorie vereiste om de afwezigheid van waarneembare parallelle bewegingen te verklaren.
Galileo zou heliocentriciteit vrijuit hebben kunnen voorstellen als een theorie of een methode tegenover een meer eenvoudige verklaring voor de beweging van de planeten. Zijn probleem ontstond pas toen hij ophield met het als een wetenschappelijke theorie voor te stellen en het als een waarheid begon te proclameren ofschoon er geen sluitend bewijs daarvan bestond in die tijd. Maar zelfs dan nog, zou Galileo niet in zoveel problemen zijn geraakt, als hij ervoor gekozen had om binnen het “rijk der wetenschap” en buiten het “rijk der theologie” te blijven. Maar, ondanks de waarschuwingen van zijn vrienden, stond hij er op om het debat naar theologische gronden te verplaatsen.
In 1614 voelde Galileo zich genoodzaakt om te antwoorden op de beschuldiging, dat deze “nieuwe wetenschap” in strijd was met bepaalde passages uit de Schrift. Zijn tegenstanders wezen op Bijbelpassages met uitspraken als “En de zon stond stil en de maan bleef staan,
terwijl het volk zijn vijand afstrafte”(Jozua 10:13). Dit is geen geïsoleerde gebeurtenis. De Psalmen 93 en 104 en Prediker 1:5 spreken eveneens over bewegende hemellichamen en aardse stabiliteit. Een letterlijke lezing van deze passages zou verlaten moeten worden als de heliocentrische visie aanvaard zou worden. Toch zou dit geen probleem hoeven te veroorzaken. Zoals Augustinus het duidde: “Men zou niét in het Evangelie moeten lezen dat de Heer zei: “Ik zal jullie een bemiddelaar sturen die jullie zal onderwijzen in de loop van de zon en de maan”. Want Zijn wil was om Christenen van hen te maken en niet wiskundigen. Augustinus’ voorbeeld volgend werd Galileo aangespoord tot voorzichtigheid om deze Bijbelse verklaringen niet te letterlijk te nemen.
Ongelukkigerwijs zijn er door de kerkgeschiedenis heen degenen geweest die er op stonden de Bijbel meer letterlijk ten nemen dan de intentie is. Zij slagen er niet in voorbeelden te waarderen, waarin de Schrift gebruik maakt van wat “fenomenologische” taal wordt genoemd, wat wil zeggen de taal van de uiterlijke verschijnselen. Net zoals we vandaag spreken over de opkomende en ondergaande zon om dag en nacht aan te duiden, eerder dan het draaien van de aarde, deed men dat ook in de Oudheid. Vanuit een aardgebonden perspectief, lijkt het alsof de zon opkomt en lijkt het alsof ze ondergaat en de aarde lijkt onbeweeglijk te zijn. Als we deze dingen beschrijven volgens hun verschijningsvormen, dan gebruiken we een fenomenologische taal.
De fenomenologische taal betreffende het bewegen van de hemellichamen en het niet-bewegen van de aarde is vanzelfsprekend voor ons vandaag de dag, maar dat was minder het geval in voorgaande eeuwen. Schriftgeleerden uit het verleden waren bereid om te overwegen of bepaalde verklaringen letterlijk of fenomenologisch beschouwd moesten worden, maar ze hielden er niet van als een niet-Schriftgeleerde, zoals Galileo, hun vertelde, dat de woorden uit de heilige Schrift op een bepaalde manier moesten worden verstaan.
Gedurende deze periode was persoonlijke interpretatie van de Schrift een gevoelig onderwerp. In het begin van de 17e eeuw had de Kerk juist de reformatie achter de rug en een van de belangrijkste twisten met de protestanten ging over de individuele interpretatie van de Bijbel.
Theologen waren er niet op voorbereid zich te onderhouden over de heliocentrische theorie gebaseerd op de interpretatie van een leek. Toch stond Galileo er op om het debat te verplaatsen naar het theologische discours. Er bestaat weinig twijfel over dat, indien Galileo de discussie had gehouden binnen de geaccepteerde grenzen van de astronomie (i.e. voorspellen van planetaire bewegingen) en geen fysieke waarheid voor de heliocentrische theorie had geclaimed, de zaak niet geëscaleerd zou zijn. Tenslotte had hij de nieuwe theorie niet boven een redelijke twijfel bewezen.
Galileo “confronteert” Rome.
Galileo kwam naar Rome voor een ontmoeting met paus Paulus V (1605-1621). De paus, moe van geschillen, droeg de zaak over aan het Heilig Office dat besloot tot een veroordeling van Galileo’s theorie in 1616. Er keerde een relatieve rust weer voor een bepaalde tijd, totdat Galileo een andere confrontatie forceerde.
Op Galileo’s verzoek, vaardigde kardinaal Robert Bellamine, een Jezuïet en een van de belangrijkste katholieke theologen van die tijd, een certificaat uit waarin, ofschoon het Galileo verbood de heliocentrische visie te verdedigen, het hem niet verbood om het te betwijfelen.
Toen Galileo de nieuwe paus, Urbanus VIII, ontmoette in 1623, ontving hij toestemming van zijn vriend van weleer om een werk te schrijven over heliocentrisme, maar de nieuwe paus waarschuwde hem om zijn visie niet te verdedigen, maar alleen argumenten te presenteren die voor- en tegen pleiten. Toen Galileo de “Dialogue on the Two World Systems” schreef, gebruikte hij een argument dat de paus had aangeboden en liet dit uit de mond komen van het personage “Simplicio” in zijn boek. Galileo stak, misschien onbewust, de draak met de paus wat alleen maar desastreuze gevolgen kon hebben. Urbanus voelde zich bespot en kon niet geloven hoe zijn vriend hem publiekelijk te schande maakte. Galileo had de draak gestoken met juíst de persoon die hij nodig had als weldoener. Ook vervreemdde hij zich van zijn langdurige ondersteuners, de Jezuïeten, met aanvallen op een van hun astronomen. Het resultaat was het eerloze proces, dat nog steeds geldt als de definitieve scheiding tussen wetenschap en religie.
Gemarteld vanwege zijn geloof?
Uiteindelijk heeft Galileo zijn heliocentrische leer herroepen, maar het was niet, zoals gewoonlijk wordt gesuggereerd, onder dwang of na een hardvochtige gevangenschap. Galileo werd juist opvallend goed behandeld. Zoals geschiedkundige Giorgio de Santilliana, die niet bijzonder innig was met de Katholieke Kerk, opmerkte: “We moeten tenminste bewondering hebben voor de omzichtigheid en angstvalligheid van de Roomsche autoriteiten”. Galileo werd elke mogelijke vorm van gerief aangeboden om de gevangenschap in zijn eigen huis draagbaar te maken.
Galileo’s vriend Nicoline, Toscaans ambassadeur van het Vaticaan, stuurde regelmatig rapporten naar de rechtbank betreffende kwesties in Rome. Veel van deze correspondentie betroffen de voortslepende controverse rondom Galileo.
Nicolini openbaarde de omstandigheden over Galileo’s “hechtenis” toen hij aan de Toscaanse koning rapporteerde: “Hij heeft een bediende en elk gerief”(brief van 16 april); en: “Met betrekking tot de persoon van Galileo: Hij zal enige tijd in hechtenis moeten zijn omdat hij ongehoorzaam was aan de orders van 1616, maar de paus zegt dat na de publicatie van het vonnis hij met mij zal overleggen over wat gedaan kan worden om hem zo weinig mogelijk te kwellen” (brief, 18 juni).
Indien Galileo gemarteld was dan zou Nicolini dat gerapporteerd hebben aan zijn koning. Hoewel er martelwerktuigen aanwezig kunnen zijn geweest tijdens Galileo’s herroeping (dit was gebruikelijk in het rechtssysteem in Europa op dat moment), ze zijn beslist niet gebruikt.
De verslagen tonen aan dat Galileo niet gemarteld kon zijn vanwege de voorschriften die vastlagen in “The directory for Inquisitors” (Nicholas Eymeric, 1595). Dit was de officiële handleiding van het Heilig Office, het kerkorgaan dat was belast met deze zaken, en dat volgens de letter werd nageleefd.
Zoals de erkende wetenschapper en filosoof Alfred North Whitehead opmerkte, in een eeuw die een groot aantal “heksen” kende die werden onderworpen aan marteling en executie door protestanten in New England, was “het ergste dat gebeurde met de wetenschappers, dat Galileo een eervolle gevangenschap en een milde berisping onderging”. En dan nog, de Katholieke Kerk erkent vandaag de dag dat Galileo’s veroordeling fout was. Het Vaticaan heeft zelfs twee postzegels van Galileo uitgegeven als een spijtbetuiging voor zijn onterechte behandeling.
Onfeilbaarheid
Ofschoon drie van de tien kardinalen die Galileo veroordeelden, weigerden om het vonnis te ondertekenen, werden zijn werken uiteindelijk veroordeeld. Anti-Katholieken voeren vaak aan, dat zijn veroordeling en latere rehabilitatie de doctrine van de pauselijke onfeilbaarheid weerleggen, maar dit is niet het geval, want de paus heeft nooit een onfeilbaarheidsuitspraak gedaan aangaande Galileo’s standpunten.
De Kerk heeft in gewone rechtszaken, zoals betreffende Galileo, nooit de onfeilbaarheidsleer toegepast. Kerkelijke rechtszaken hebben slechts disciplinaire en juridische autoriteit; noch deze, noch hun besluiten zijn onfeilbaar.
Geen oecumenisch concilie kwam bijeen betreffende Galileo en de paus was niet direct betrokken bij de discussies die werden afgehandeld door het Heilig Office. Toen het Heilig Office haar werkzaamheden beëindigde, ondertekende Urbanus VIII het vonnis, maar deed geen poging om onfeilbaarheid te bewerkstelligen.
Aan drie vereisten moet door de paus worden voldaan om het charisma van zijn onfeilbaarheid te kunnen toepassen: 1. Hij moet spreken in zijn hoedanigheid als de opvolger van Petrus; 2. Hij moet spreken in een zaak van geloof of moraal; én 3: hij moet plechtig verklaren dat het dogma alle gelovigen aangaat.
In Galileo’s zaak waren de tweede en derde conditie niet aan de orde en mogelijk zelfs de eerste niet. De Katholieke theologie heeft nooit aangenomen dat louter een pauselijke ratificatie van een rechterlijk vonnis een uitoefening van zijn onfeilbaarheid is. Het is een nietszeggend argument om de Katholieke Kerk voor te stellen als zou ze onfeilbaarheid hebben toegepast op een wetenschappelijke theorie die later onjuist bleek. De sterkste aanspraak die kan worden gemaakt is, dat de Kerk van Galileo’s dagen een niet-onfeilbare disciplinaire maatregel nam aangaande een wetenschapper die een nieuwe en nog onbewezen theorie verdedigde en van de Kerk eiste dat ze haar verstaan van de Schrift veranderde om aan te sluiten bij de zijne.
Het is een goede zaak dat de Kerk zich niet spoedde om Galileo’s standpunten te omhelzen, omdat uiteindelijk bleek dat zijn ideeën evenmin volledig correct waren. Galileo geloofde dat de zon niet alleen het gefixeerde centrum van het zonnestelsel was maar tevens het gefixeerde centrum van het heelal. We weten nu dat de zon niet het centrum van het heelal is en dat ze wél beweegt: ze beweegt om het centrum van het heelal in plaats van om de aarde.
Zoals meer recente wetenschap aantoont, hadden zowel Galileo én zijn tegenstanders gedeeltelijk gelijk en zaten ze gedeeltelijk fout. Galileo had gelijk in zijn aanname dat de aarde beweegt en hij zat fout in zijn aanname dat de zon onbeweeglijk is. Zijn tegenstanders hadden gelijk in de aanname dat de zon beweegt en zaten fout in de aanname dat de aarde onbeweeglijk is.
Zou de Katholieke Kerk met spoed Galileo’s standpunten hebben onderschreven (en er waren er velen in de Kerk die ze verkozen) dan zou de Kerk hebben omhelsd wat nu door de moderne wetenschap wordt weerlegd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten