7 juli 2010

De (af)zeikcultus

"De twintigste eeuw is de eeuw van de vrijspraak, van het slachtoffer, van het taboe op schuld. De kerk en de kamer van de psycholoog zijn niet langer de enige vrijplaatsen voor de volwassene, de zeldzame ruimtes waarin hij kan terugkeren tot de gelukzalige staat van schuldeloosheid en onvoorwaardelijke vergeving, want sedert een halve eeuw is de hele wereld die ruimte geworden. Zelfs de moordenaar is een slachtoffer. Vraag hem en hij noemt je zijn verontschuldigingen.
In de tweede helft van deze eeuw [de twintigste - Qaboos] zijn de gemeenschappen die geloof, moraal, wetten, normen en rituelen deelden, vervangen door gemeenschappen die zich door onrecht, ziekte, minachting en vernedering onderling verbonden weten; gemeenschappen van slachtoffers. De daders zijn de anderen.
(...)
In plaats van op zoek te gaan naar een middel om zich door persoonlijke inzet te onderscheiden, lijkt iedereen meer en meer op zoek naar een gezamenlijke kwetsuur en vernedering, naar het privilege van de publieke, gedeelde discriminatie en zo naar een religie, naar de binding met een gemeenschap. Je staat in deze eeuw wel erg op jezelf als je niet lijdt aan een groepsmankement en daardoor zielig bent of gediscrimineerd wordt.
(...)
Wat er ook de oorzaak van is, ik kan de ophemeling van de schuldeloosheid niet anders zien dan een laffe poging om te ontsnappen aan verantwoordelijkheid, ook verantwoordelijkheid om zelf te zorgen voor de manier waarop je je onderscheidt van anderen en dus betekenis geeft aan een uniek bestaan. Discriminatie is een voorwaarde voor betekenis. Als je geen verschil maakt tussen de ene persoon en de andere, dan bestaan ze niet op zichzelf en geen verschil kunnen maken leidt tot onverschilligheid. Het is niet de haat die aan de liefde tegengesteld is, want haar moet je nog altijd verdienen, maar het is deze onverschilligheid. De betekenis die je krijgt door slachtoffer te zijn is gratis. Daar hoef je niets voor te doen en daar ben je niet verantwoordelijk voor."

- Connie Palmen schreef dit in 1995 in De Vriendschap. Ik denk dat de zieligheidscultus van 'we worden niet serieus genomen, er wordt in onze nek gepist en anderen maken mij het leven moeilijk' nog veel meer ingeburgerd is geraakt. We worden met z'n allen dwarsgezeten door niet nader omschreven tegenstanders.

Geen opmerkingen: